Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 392/2009 betreffende de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee bij ongevallen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 29-05-2009
- Bronpublicatie:
23-04-2009, PbEG 2009, L 131 (uitgifte: 28-05-2009, regelingnummer: 392/2009)
- Inwerkingtreding
29-05-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-04-2009, PbEG 2009, L 131 (uitgifte: 28-05-2009, regelingnummer: 392/2009)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Personenvervoer algemeen
Vervoersrecht / Europees vervoersrecht
Vervoersrecht / Zeevervoer
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee bij ongevallen
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3) en gezien de gemeenschappelijke tekst die op 3 februari 2009 door het bemiddelingscomité is goedgekeurd,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
In het kader van het gemeenschappelijk vervoerbeleid moeten verdere maatregelen worden genomen om de veiligheid van het zeevervoer te verbeteren. Het dient onder meer te gaan om regels inzake de aansprakelijkheid voor schade aan passagiers, daar het belangrijk is de bij een scheepsongeval betrokken passagiers een passende mate van schadeloosstelling te bieden.
- (2)
Het Protocol van 2002 bij het Verdrag van Athene betreffende het vervoer van passagiers en hun bagage over zee van 1974 is op 1 november 2002 aangenomen onder de auspiciën van de Internationale Maritieme Organisatie (hierna: IMO). De Gemeenschap en haar lidstaten overwegen momenteel of zij tot dit protocol zullen toetreden of het zullen bekrachtigen. In elk geval dienen de in deze verordening opgenomen bepalingen ervan voor de Gemeenschap uiterlijk vanaf 31 december 2012 van toepassing te zijn.
- (3)
Het Verdrag van Athene, betreffende het vervoer van passagiers en hun bagage over zee van 1974 zoals gewijzigd bij het Protocol van 2002 (hierna: ‘Verdrag van Athene’), is uitsluitend van toepassing op internationaal vervoer. Op de interne markt van zeevervoersdiensten wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen nationaal en internationaal vervoer, zodat zowel voor het internationale als het nationale vervoer binnen de Gemeenschap dezelfde mate en aard van aansprakelijkheid dient te gelden.
- (4)
De uit hoofde van het Verdrag van Athene vereiste verzekeringsregelingen moeten rekening houden met de financiële draagkracht van de scheepseigenaars en verzekeringsmaatschappijen. De scheepseigenaars moeten hun verzekeringsregelingen op een economisch aanvaardbare manier kunnen beheren, en vooral voor kleine scheepvaartbedrijven die binnenlandse vervoerdiensten verzorgen, moet er rekening gehouden worden met het seizoengebonden karakter van hun werkzaamheden. Wanneer uit hoofde van deze verordening verzekeringsregelingen worden vastgesteld dient derhalve rekening te worden gehouden met de verschillende klassen van schepen.
- (5)
Het is passend de vervoerders te verplichten tot het betalen van voorschotten bij overlijden of persoonlijk letsel van een passagier, met dien verstande dat het betalen van een voorschot geen erkenning van aansprakelijkheid inhoudt.
- (6)
De passagier dient vóór zijn reis op een passende wijze te worden geïnformeerd over zijn rechten, of indien dit niet mogelijk is, ten laatste bij het vertrek.
- (7)
De Juridische Commissie van de IMO heeft op 19 oktober 2006 het voorbehoud en de richtsnoeren voor de uitvoering van het Verdrag van Athene (hierna: ‘IMO-richtsnoeren’) aangenomen teneinde bepaalde kwesties betreffende het Verdrag van Athene, in het bijzonder de vergoeding van met terrorisme verband houdende schade, te regelen; de IMO-richtsnoeren kunnen als zodanig als lex specialis worden beschouwd.
- (8)
Deze verordening neemt delen van de IMO-richtsnoeren over en maakt deze bindend. In dat verband moeten de bepalingen van de IMO-richtsnoeren die op voorwaardelijke wijze zijn geformuleerd, op bindende wijze worden geformuleerd.
- (9)
De bepalingen van het Verdrag van Athene (bijlage I) en van de IMO-richtsnoeren (bijlage II) moeten mutatis mutandis worden opgevat in de context van de communautaire regelgeving.
- (10)
Het in deze verordening neergelegde aansprakelijkheidsstelsel dient geleidelijk uitgebreid te worden naar de verschillende klassen van schepen als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 98/18/EG van de Raad van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (4). Er dient rekening te worden gehouden met de invloed op de prijzen van biljetten en met de mogelijkheid van de markt om een betaalbare verzekering op het vereiste niveau te verkrijgen, in het licht van een beleidsachtergrond om passagiersrechten te versterken, alsmede het seizoengebonden karakter van sommige verbindingen.
- (11)
De aangelegenheden die worden geregeld door de artikelen 17 en 17 bis van het Verdrag van Athene vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap, voor zover deze artikelen van invloed zijn op de voorschriften van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (5). In dit opzicht zullen deze twee bepalingen deel uitmaken van de communautaire rechtsorde wanneer de Gemeenschap toetreedt tot het Verdrag van Athene.
- (12)
Voor de toepassing van deze verordening moeten de woorden ‘of in een lidstaat is geregistreerd’ worden geinterpreteerd in die zin dat de vlaggenstaat in geval van registratie van rompbevrachting ofwel een lidstaat van de EU of een partij bij het Verdrag van Athene moet zijn. De lidstaten en de Commissie moeten het nodige doen om de IMO te verzoeken richtsnoeren inzake registratie van rompbevrachting op te stellen.
- (13)
Voor de toepassing van deze verordening mag de term ‘mobiliteitshulpmiddelen’ niet worden opgevat als bagage of voertuigen in de zin van artikel 8 van het Verdrag van Athene.
- (14)
De maatregelen voor de uitvoering van deze verordening moeten worden aangenomen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6).
- (15)
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om deze verordening te wijzigen met het oog op de opname van latere wijzigingen van de internationale overeenkomsten, protocollen, codes en resoluties die daarmee verband houden. Aangezien het gaat om maatregelen van algemene strekking tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening onder meer door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten deze maatregelen worden aangenomen volgens de regelgevingsprocedure met toetsing als bedoeld in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG.
- (16)
Het bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (7) dient de Commissie te ondersteunen bij de voorbereiding en opstelling van een voortgangsverslag over de werking van de in deze verordening neergelegde voorschriften.
- (17)
De nationale overheidsinstanties, en meer in het bijzonder de havenautoriteiten, vervullen een essentiële en cruciale rol in de vaststelling en beheersing van de gevaren die de veiligheid van de zeevaart bedreigen.
- (18)
De lidstaten hebben er zich in hun verklaring van 9 oktober 2008 toe verplicht uiterlijk op 1 januari 2012 hun instemming kenbaar te maken dat zij door het Internationale Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen van 1976, als gewijzigd bij het Protocol van 1996, gebonden zijn. Lidstaten kunnen gebruikmaken van de in artikel 15, lid 3 bis, van dat verdrag geboden mogelijkheid om op grond van specifieke bepalingen van deze verordening het op passagiers toe te passen systeem inzake aansprakelijkheidsbeperking te regelen.
- (19)
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het ontwikkelen van een uniforme regeling inzake de rechten van vervoerders over zee en hun passagiers bij ongevallen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 318 van 23.12.2006, blz. 195.
PB C 229 van 22.9.2006, blz. 38.
Advies van het Europees Parlement van 25 april 2007 (PB C 74 E van 20.3.2008, blz. 562), Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 6 juni 2008 (PB C 190 E van 29.7.2008, blz. 17), Standpunt van het Europees Parlement van 24 september 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), Besluit van de Raad van 26 februari 2009, Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
PB L 144 van 15.5.1998, blz. 1.
PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1.