Einde inhoudsopgave
Warenwet
Artikel 25a
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
17-12-2014, Stb. 2014, 571 (uitgifte: 24-12-2014, kamerstukken: 33910)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2014, Stb. 2014, 576 (uitgifte: 24-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Financiën
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Ministerie van Justitie
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Informatierecht / Reclame
1.
Onverminderd artikel 25 kunnen bij regeling van Onze Minister personen in dienst van een privaatrechtelijke rechtspersoon worden belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde met betrekking tot bij die regeling aan te wijzen categorieën van waren.
2.
De last tot het houden van toezicht als bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden opgelegd aan personen in dienst van een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid en zonder winstoogmerk, mits die rechtspersoon in ieder geval ten doel heeft, door middel van het uitoefenen van toezicht, de goede hoedanigheid, veiligheid, verpakking, vorm en etikettering van een of meer waren te bevorderen.
3.
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de organisatie, werkwijze, statuten, reglementen en de benoeming van bestuurders van de rechtspersoon alsmede met betrekking tot de kosten van het toezicht, bedoeld in het eerste lid.
4.
Onze Minister kan in overeenstemming met Onze betrokken Ministers nadere regels stellen over de taakverdeling tussen de ambtenaren, behorende tot de onderscheidene in artikel 25, eerste lid bedoelde categorieën, en de personen, bedoeld in het eerste lid.
5.
Onze Minister kan personen als bedoeld in het eerste lid, aanwijzingen geven over de wijze waarop zij het toezicht uitoefenen.
6.
Indien een last tot het houden van toezicht als bedoeld in het eerste lid wordt gegeven, zijn de verplichtingen en bevoegdheden ingevolge de artikelen 27 tot en met 31, 32c en 32l van overeenkomstige toepassing.