Einde inhoudsopgave
Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers
Artikel 18 Recht op wezenpensioen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
23-06-2021, Stb. 2021, 328 (uitgifte: 09-07-2021, kamerstukken: 35548)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2022, Stb. 2022, 262 (uitgifte: 28-06-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid nabestaanden / Nabestaandenuitkering
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
In deze afdeling wordt onder wees verstaan een kind van wie een verzorger is overleden en:
- a.
die als kind van de minister, gewezen minister of gepensioneerd minister staat ingeschreven in de basisadministratie, bedoeld in de Wet basisregistratie persoonsgegevens;
- b.
dat deel uitmaakte van het gezin van de minister, gewezen minister of gepensioneerd minister, waarvoor deze de kosten van levensonderhoud droeg; of
- c.
voor wie de minister, gewezen minister of gepensioneerd minister ten tijde van overlijden een onderhoudsplicht krachtens artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek dan wel artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES was opgelegd, dan wel door hem bij authentieke akte een dergelijke verplichting was erkend.
2.
In deze afdeling wordt onder verzorger verstaan:
- a.
de ouder van de wees indien de wees is geboren tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap;
- b.
de persoon die de wees heeft erkend of geadopteerd;
- c.
de pleegouder van de wees.
3.
Onder pleegouder bedoeld in het tweede lid, onder c, wordt verstaan de persoon die de zorg draagt voor het onderhoud en de opvoeding van het kind, als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of het genieten van een vergoeding daarvoor.
4.
De wees heeft bij overlijden van zijn verzorger die minister, gewezen minister of gepensioneerd minister was recht op wezenpensioen, indien hij de leeftijd van vijfentwintig jaar nog niet heeft bereikt.
5.
Het wezenpensioen gaat in op de dag volgende op de dag van het overlijden van de verzorger, bedoeld in het vierde lid.
6.
In afwijking van het vierde lid heeft een wees geen recht op wezenpensioen als hij opzettelijk de minister, gewezen minister of gepensioneerd minister van het leven heeft beroofd of daaraan medeplichtig is, en hiervoor is veroordeeld.