Einde inhoudsopgave
Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers
Artikel 15 Recht op partnerpensioen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
23-06-2021, Stb. 2021, 328 (uitgifte: 09-07-2021, kamerstukken: 35548)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2022, Stb. 2022, 262 (uitgifte: 28-06-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid (V)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid ouderen (V)
Sociale zekerheid nabestaanden (V)
Sociale zekerheid werkloosheid (V)
1.
De partner van een minister, gewezen minister of gepensioneerd minister heeft bij diens overlijden recht op partnerpensioen.
2.
Het partnerpensioen gaat in op de dag volgende op de dag van het overlijden, bedoeld in het eerste lid.
3.
In afwijking van het eerste lid bestaat geen recht op partnerpensioen:
- a.
indien het partnerschap is aangegaan nadat de gepensioneerde minister de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt;
- b.
bij overlijden van een gewezen minister vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, voor zover de pensioengeldige tijd is gelegen tussen 1 augustus 2003 en 1 juli 2022 en geen omzetting is gedaan als bedoeld in artikel 13g, eerste lid;
- c.
bij overlijden van een gepensioneerd minister, voor zover de pensioengeldige tijd van de overledene is gelegen na 30 juni 1999 en de keuze is gedaan, bedoeld in artikel 13f;
- d.
indien de partner de minister, gewezen minister of gepensioneerd minister opzettelijk van het leven heeft beroofd of daaraan medeplichtig is en hiervoor is veroordeeld.
4.
Voor de toepassing van het derde lid, onder b, geldt niet als gewezen minister de gewezen minister die recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 6, eerste lid, of artikel 8a, eerste lid.