Einde inhoudsopgave
Richtlijn 66/401/EEG betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 21-02-1999
- Redactionele toelichting
In het Publicatieblad is lid 3 niet vernummerd tot lid 2.
- Bronpublicatie:
14-12-1998, PbEG 1999, L 25 (uitgifte: 01-01-1999, regelingnummer: 98/95/EG)
- Inwerkingtreding
21-02-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-1998, PbEG 1999, L 25 (uitgifte: 01-01-1999, regelingnummer: 98/95/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Agrarisch recht (V)
Vervoersrecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
De lidstaten schrijven voor dat zaad in mengsels van verschillende geslachten, soorten of rassen in de handel mag worden gebracht
- —
indien het niet bestemd is om als voedergewas te worden gebruikt; in dat geval mogen deze mengsels zaad bevatten van groenvoedergewassen en van planten die geen voedergewassen zijn als bedoeld in deze richtlijn;
- —
indien het bestemd is om als voedergewas te worden gebruikt; in dat geval bevatten deze mengsels zaad van de in de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 69/208/EEG of 70/458/ EEG genoemde plantenrassen, met uitzondering van de rassen bedoeld in artikel 4, lid 2, onder a), van Richtlijn 70/457/EEG;
- —
indien het bestemd is voor het behoud van het natuurlijk milieu in het kader van de instandhouding van de in artikel 22 bis, onder b) bedoelde genetische hulpbronnen, in welk geval de mengsels zaad mogen bevatten van groenvoedergewassen en van planten die geen voedergewassen zijn in de zin van deze richtlijn.
In de in de eerste en tweede alinea bedoelde gevallen moeten de diverse bestanddelen van de mengsels, indien zij behoren tot een van de in de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 69/208/EEG en 70/458/EEG genoemde plantensoorten, voordat ze gemengd worden, in overeenstemming zijn met de daarop van toepassing zijnde voorschriften voor het in de handel brengen ervan.
De andere voorwaarden, met inbegrip van de etikettering, de aan de ondernemingen verleende technische toestemming om mengsels van zaad te maken, de controle op de productie van mengsels en het nemen van monsters van de gemaakte partijen en mengsels moeten worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.
In het in het derde streepje bedoelde geval kunnen de voorwaarden waaronder de mengsels in de handel gebracht mogen worden volgens de procedure van artikel 21 worden vastgesteld.
3.
De artikelen 8, 9, 10 ter, 11 en 12 zijn van toepassing, alsmede, op voorwaarde dat het etiket groen is, de artikelen 10 en 10 bis. In dit opzicht worden kleine verpakkingen EG A als kleine verpakkingen EG B beschouwd.
Voor kleine verpakkingen EG A is het in artikel 10 bis, lid 1, sub b), bedoelde officiële volgnummer evenwel niet vereist.