Einde inhoudsopgave
Wet College voor de rechten van de mens
Artikel 14 [Samenstelling]
Geldend
Geldend vanaf 18-01-2016
- Bronpublicatie:
02-12-2015, Stb. 2015, 478 (uitgifte: 11-12-2015, kamerstukken: 34272)
- Inwerkingtreding
18-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2015, Stb. 2016, 2 (uitgifte: 08-01-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Veiligheid en Justitie
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Staatsrecht / Grondrechten
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
1.
Het College bestaat uit minimaal negen en maximaal twaalf leden, onder wie een voorzitter en twee ondervoorzitters. Voorts kunnen plaatsvervangende leden worden benoemd.
2.
De voorzitter en een van beide ondervoorzitters voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, gesteld bij of krachtens artikel 5, eerste en tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Bij de benoeming van de voorzitter van het College kan in bijzondere gevallen van het bepaalde in de eerste volzin worden afgeweken.
3.
Het College wordt vertegenwoordigd door de voorzitter of, bij afwezigheid, door een ondervoorzitter.