Einde inhoudsopgave
Belastingregeling voor het Koninkrijk
Artikel 11 [Dividenden]
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Aruba, Curacao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van het Koninkrijk.
- Bronpublicatie:
07-07-2010, Stb. 2010, 339 (uitgifte: 01-09-2010, kamerstukken: 32186)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 388 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
1.
Dividend genoten door een inwoner van een van de landen en verschuldigd door een lichaam dat inwoner is van een van de andere landen, mag worden belast in eerstbedoeld land.
2.
Indien in het land waarvan een lichaam dat dividend verschuldigd is, inwoner is, bij wege van inhouding een belasting van dividenden wordt geheven, laat het eerste lid zodanige belasting onverlet met dien verstande, dat het tarief 15 percent niet te boven gaat.
3.
Het tarief van de in het tweede lid bedoelde belasting gaat onder nader te stellen voorwaarden ter verzekering van een juiste toepassing van dit artikel zowel naar doel als naar strekking 7,5 percent niet te boven indien het dividend wordt genoten door een lichaam waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld en dat inwoner is van het andere land en voor ten minste 25 percent van het nominaal gestorte kapitaal aandeelhouder is van het lichaam dat het dividend verschuldigd is. Het tarief bedraagt onder nader te stellen voorwaarden ter verzekering van een juiste toepassing van dit artikel zowel naar doel als naar strekking in het in de vorige volzin bedoelde geval echter niet meer dan 5 percent indien het dividend in het land waarvan het lichaam dat het dividend geniet inwoner is, onderworpen is aan een belasting naar de winst met een tarief van ten minste 5,5 percent. In afwijking van de voorgaande twee volzinnen geldt met betrekking tot dividend dat wordt genoten door een lichaam dat inwoner is van Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten en verschuldigd is door een lichaam dat inwoner is van Nederland het volgende:
- a.
het tarief van de in het tweede lid bedoelde belasting zal 8,3 percent niet te boven gaan, indien het dividend wordt genoten door een lichaam waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld en dat voor ten minste 25 percent van het nominaal gestorte kapitaal aandeelhouder is van het lichaam dat het dividend verschuldigd is en mits in Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten met de in het tweede lid bedoelde belasting formeel of in feite niet zodanig rekening wordt gehouden dat de feitelijke gecombineerde belastingdruk op het dividend overeenkomstig het eerste lid enerzijds en het tweede en derde lid anderzijds lager is dan 8,3 percent;
- b.
een bedrag ter hoogte van de aldus afgedragen belasting zal onverwijld en zonder het stellen van aanvullende voorwaarden aan de overheid van Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten worden overgemaakt;
indien blijkt dat bij de definitieve aanslagregeling in Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten over het betreffende jaar niet is voldaan aan de voorwaarde genoemd in onderdeel a van deze volzin, wordt het bedrag dat aan de overheid van Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten wordt overgemaakt gekort met het hierop betrekking hebbende bedrag en wordt alsnog belasting geheven volgens de regeling van het tweede lid.
4.
De Minister van Financiën van het land van inwoning van de schuldenaar van een dividend stelt na overleg met de Ministers van Financiën van de andere landen vast onder welke voorwaarden de vermindering via een teruggaaf dan wel via een vrijstelling wordt verleend. De in de vorige volzin bedoelde Minister kan deze voorwaarden niet wijzigen dan nadat hij overleg heeft gepleegd met de andere Ministers. Een na vorenbedoeld overleg totstandgekomen wijziging vindt toepassing:
- a.
indien zij in werking treedt voor 1 juli van enig kalenderjaar: met ingang van 1 januari van het daaropvolgende kalenderjaar;
- b.
indien zij in werking treedt na 1 juli van enig kalenderjaar: met ingang van 1 januari van het tweede daaropvolgende kalenderjaar;
- c.
indien de bedoelde Ministers zulks overeenkomen: met ingang van de datum van inwerkingtreding.