Einde inhoudsopgave
Besluit houders van dieren
Artikel 1.20 Leeftijd scheiden van dieren
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Bronpublicatie:
26-04-2018, Stb. 2018, 146 (uitgifte: 25-05-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-04-2018, Stb. 2018, 146 (uitgifte: 25-05-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Dierenrecht / Algemeen
1.
De leeftijd, bedoeld in artikel 2.2, zevende lid, van de wet, is voor:
- a.
honden: 7 weken;
- b.
katten: 7 weken;
- c.
konijnen: 6 weken;
- d.
papegaaiachtigen: de voor de desbetreffende soort papegaaiachtigen in bijlage I bij dit besluit vermelde leeftijd;
- e.
Chimpansees: 4,5 jaar;
- f.
Rhesus-apen: 1 jaar;
- g.
Beermakaken: 1 jaar;
- h.
Java-apen: 1 jaar;
- i.
Marmosets: 1 jaar;
- j.
Doeroecoeli’s: 1,5 jaar;
- k.
Doodshoofdapen: 9 maanden;
- l.
varkens: 28 dagen;
- m.
nertsen: 8 weken.
2.
In afwijking van het eerste lid, is de leeftijd, bedoeld in artikel 2.2, zevende lid, van de wet voor konijnen:
- a.
4 weken, indien de konijnen op het geboortebedrijf verblijven totdat zij ten minste de leeftijd, bedoeld in het eerste lid, hebben bereikt;
- b.
5 weken, indien de konijnen na hun geboorte worden vervoerd vanaf het geboortebedrijf naar een ander bedrijf waar zij worden gehouden tot aan het moment waarop zij worden gedood met het oog op de productie van dierlijke producten.
3.
In afwijking van het eerste lid, is de leeftijd, bedoeld in artikel 2.2, zevende lid, van de wet, voor varkens 21 dagen, indien de biggen naar gespecialiseerde voorzieningen worden gebracht die:
- a.
volledig worden leeggemaakt en grondig zijn gereinigd en ontsmet voordat een nieuwe groep biggen is binnengebracht, en
- b.
gescheiden zijn van de voorzieningen waar zeugen zijn gehouden om het overdragen van ziekten op de biggen zo veel mogelijk te beperken.
4.
Ingeval apen vallen onder het bepaalde in artikel 1b, eerste lid, van de Wet op de dierproeven, is in afwijking van het eerste lid, de leeftijd, bedoeld in artikel 2.2, zevende lid, van de wet, voor:
- a.
Chimpansees: 4 jaar;
- b.
Rhesus-apen: 2 jaar;
- c.
Beermakaken: 2 jaar;
- d.
Java-apen: 2 jaar;
- e.
Marmosets: 1 jaar;
- f.
Doeroecoeli’s: 1,5 jaar;
- g.
Doodshoofdapen: 9 maanden.
5.
Indien de apen, bedoeld in het vierde lid, onmiddellijk na het scheiden worden ondergebracht in groepen met soortgenoten, is, in afwijking van het vierde lid, de leeftijd, bedoeld in artikel 2.2, zevende lid, van de wet, voor:
- a.
Chimpansees: 3 jaar;
- b.
Rhesus-apen: 1 jaar;
- c.
Beermakaken: 1 jaar;
- d.
Java-apen: 1 jaar;
- e.
Marmosets: 6 maanden;
- f.
Doeroecoeli’s: 1 jaar;
- g.
Doodshoofdapen: 7 maanden.
6.
Artikel 2.2, zevende lid, van de wet, is niet van toepassing indien de houder aannemelijk kan maken dat het scheiden van een dier van het ouderdier noodzakelijk is met het oog op de gezondheid en het welzijn van het dier of het ouderdier.