Einde inhoudsopgave
Wet militair tuchtrecht
Artikel 53
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2000
- Bronpublicatie:
02-06-1999, Stb. 1999, 343 (uitgifte: 12-08-1999, kamerstukken: 25454)
- Inwerkingtreding
01-01-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-11-1999, Stb. 1999, 496 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Tuchtrecht
Bijzonder strafrecht / Militair strafrecht en strafprocesrecht
1.
Behoudens artikel 49, zesde lid, wordt geen beschuldiging uitgereikt indien er 21 dagen zijn verlopen nadat de gedraging heeft plaatsgevonden of, voor zover het betreft een vermoedelijke schending van een van de gedragsregels omschreven in de artikelen 6, 23, 26, 37 of 39, indien er 21 dagen zijn verlopen nadat de gedraging werd ontdekt of, indien toepassing is gegeven aan artikel 78, eerste lid, of 79, eerste lid, indien er 21 dagen zijn verlopen nadat de beslissing van het openbaar ministerie ter kennis is gekomen van de commandant.
2.
Geen beschuldiging wordt uitgereikt aan degene die feitelijk niet meer onder de wapenen verblijft.
3.
De in het eerste lid bedoelde termijn bedraagt 60 dagen indien in de beschuldiging is aangegeven dat de gedraging heeft plaatsgevonden terwijl de militair deelneemt aan een operatie in internationaal verband buiten het Koninkrijk en de militair en de commandant zich om redenen van dienst niet in hetzelfde land bevinden op het tijdstip waarop de gedraging volgens de beschuldiging eindigde.
4.
Voor de bepaling van de duur van de termijn waarbinnen een beschuldiging kan worden uitgereikt als bedoeld in het eerste lid, worden de dagen waarop verlof is verleend aan de militair aan wie de commandant voornemens is een beschuldiging uit te reiken, of de dagen waarop deze militair door ziekte of ongeoorloofde afwezigheid niet bij zijn eenheid aanwezig is, niet meegeteld.
5.
Geen beschuldiging wordt uitgereikt indien uit feiten of omstandigheden blijkt of redelijkerwijze moet worden vermoed dat er 60 dagen zijn verlopen nadat de gedraging heeft plaatsgevonden.
6.
Ingeval toepassing is gegeven aan artikel 78, eerste lid, of 79, eerste lid, wordt de in het vijfde lid genoemde termijn met 30 dagen verlengd.
7.
Een beschuldiging, uitgereikt in strijd met de voorgaande leden, wordt ingetrokken.