Einde inhoudsopgave
Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten
Artikel 37 [Voortzetting inbewaringstelling]
Geldend
Geldend vanaf 06-11-2021
- Bronpublicatie:
29-09-2021, Stb. 2021, 468 (uitgifte: 13-10-2021, kamerstukken: 35667)
- Inwerkingtreding
06-11-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-10-2021, Stb. 2021, 523 (uitgifte: 05-11-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Klachtbehandeling
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Gezondheidsrecht / Individuele gezondheidszorg
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Sociale zekerheid ziektekosten / Bijzondere ziektekosten
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
1.
Indien het CIZ, na ontvangst van de bescheiden, bedoeld in artikel 35, tweede lid, van oordeel is dat ten aanzien van de in bewaring gestelde persoon sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 29, doet het voordat de geldigheidsduur van de inbewaringstelling is verstreken bij de rechter een verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van die persoon. Indien het CIZ heeft besloten geen verzoekschrift in te dienen deelt het dit schriftelijk mee aan de zorgaanbieder van de accommodatie waarin de betrokkene verblijft.
2.
Bij het verzoek van het CIZ worden overgelegd de beschikking van de burgemeester, bedoeld in artikel 29, eerste lid, en de medische verklaring, bedoeld in artikel 30, eerste lid.
3.
Bevoegd is de rechtbank van het arrondissement waarin de accommodatie waarin de betrokkene is opgenomen, is gelegen.
4.
Met betrekking tot een persoon waarvoor een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in het eerste lid wordt verzocht, zijn de artikelen 24, 25 en 26, tweede tot en met zesde lid, van overeenkomstige toepassing.