Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 236/2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps
Artikel 3 Short- en longposities
Geldend
Geldend vanaf 25-03-2012
- Bronpublicatie:
14-03-2012, PbEU 2012, L 86 (uitgifte: 24-03-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
25-03-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-03-2012, PbEU 2012, L 86 (uitgifte: 24-03-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Voor de toepassing van deze verordening wordt een positie die uit een van de volgende gevallen voortvloeit, aangemerkt als een shortpositie in geplaatst kapitaal of in uitgegeven overheidsschuld:
- a)
een shorttransactie in een door een onderneming uitgegeven aandeel of in een door een overheidsemittent uitgegeven schuldinstrument;
- b)
het aangaan van een transactie die een ander financieel instrument dan een in punt a) bedoeld instrument tot stand brengt of daarmee verband houdt en waarvan het gevolg of een van de gevolgen is dat de natuurlijke of rechtspersoon die de transactie aangaat een financieel voordeel geniet in het geval de koers of de waarde van het aandeel of het schuldinstrument daalt.
2.
Voor de toepassing van deze verordening wordt een positie die uit een van de volgende gevallen voortvloeit, aangemerkt als een longpositie in geplaatst kapitaal of in uitgegeven overheidsschuld:
- a)
het houden van een door een onderneming uitgegeven aandeel of van een door een overheidsemittent uitgegeven schuldinstrument;
- b)
het aangaan van een transactie die een ander financieel instrument dan een in punt a) bedoeld instrument tot stand brengt of daarmee verband houdt en waarvan het gevolg of een van de gevolgen is dat die natuurlijke of rechtspersoon die de transactie aangaat een financieel voordeel geniet in het geval de koers of de waarde van het aandeel of het schuldinstrument stijgt.
3.
Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt de berekening van een short- en van een longpositie, voor wat betreft elke positie die door de desbetreffende persoon indirect wordt aangehouden (waaronder via of door middel van een index, effectenmand of een belang in een indexfonds of soortgelijke entiteit), uitgevoerd door de natuurlijke of rechtspersoon in kwestie, die in redelijkheid handelt met inachtneming van openbaar beschikbare informatie over de samenstelling van de desbetreffende index, effectenmand of de belangen van het desbetreffende indexfonds of soortgelijke entiteit. Bij het berekenen van een dergelijke short- en longpositie, is niemand verplicht om van een ander realtime informatie over deze samenstelling te verkrijgen.
Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt in de berekening van de short- en de longpositie in overheidsschuld ook iedere kredietverzuimswap op overheidsschuld meegenomen, die verband houdt met de overheidsemittent.
4.
Voor de toepassing van deze verordening wordt de positie die overblijft nadat elke longpositie van een natuurlijke of rechtspersoon in het uitgegeven aandelenkapitaal in mindering is gebracht op enige shortpositie van deze natuurlijke of rechtspersoon in dat kapitaal, aangemerkt als een netto shortpositie in het uitgegeven aandelenkapitaal van de desbetreffende onderneming.
5.
Voor de toepassing van deze verordening wordt de positie die overblijft nadat elke longpositie van een natuurlijke of rechtspersoon in uitgegeven overheidsschuld en elke longpositie in schuldinstrumenten van een overheidsemittent, waarvan de koers een hoge correlatie heeft met de koers van diezelfde overheidsschuld, in mindering zijn gebracht op elke shortpositie van deze natuurlijke of rechtspersoon in diezelfde overheidsschuld, aangemerkt als een netto shortpositie in de uitgegeven overheidsschuld van de desbetreffende overheidsemittent.
6.
De berekening van overheidsschuld krachtens de leden 1 tot en met 5 wordt per individuele overheidsemittent verricht, ook indien onderscheiden entiteiten namens de overheidsemittent overheidsschuld uitgeven.
7.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 42 gedelegeerde handelingen vast te stellen om te specificeren:
- a)
de gevallen waarin een natuurlijke of rechtspersoon voor de toepassing van lid 2 geacht wordt een aandeel of schuldinstrument te bezitten;
- b)
de gevallen waarin een natuurlijke of rechtspersoon voor de toepassing van de leden 4 en 5 een netto shortpositie heeft, alsook welke methode voor het berekenen van een dergelijke positie wordt gehanteerd;
- c)
de methode voor het berekenen van posities voor de toepassing van de leden 3, 4 en 5 wanneer verschillende entiteiten in een groep long- of shortposities hebben of voor fondsbeheeractiviteiten met betrekking tot afzonderlijke fondsen.
Voor de toepassing van punt c) van de eerste alinea moet de berekeningsmethode in het bijzonder rekening houden met de vraag, of er met betrekking tot een bepaalde emittent verschillende investeringsstrategieën worden gevolgd via verscheidene afzonderlijke fondsen die door dezelfde fondsbeheerder worden beheerd, of met betrekking tot een bepaalde emittent dezelfde investeringsstrategie wordt gevolgd via verscheidene fondsen, en of met betrekking tot een bepaalde emittent verscheidene portfolio's binnen dezelfde entiteit op discretionaire basis worden beheerd aan de hand van dezelfde investeringsstrategie.