Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 515/2014 vaststelling instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 21-05-2014
- Bronpublicatie:
16-04-2014, PbEU 2014, L 150 (uitgifte: 20-05-2014, regelingnummer: 515/2014)
- Inwerkingtreding
21-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-04-2014, PbEU 2014, L 150 (uitgifte: 20-05-2014, regelingnummer: 515/2014)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Overheidsfinanciën / EU-financiën
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa en tot intrekking van Beschikking nr. 574/2007/EG
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Het doel van de Unie om een hoog niveau van veiligheid binnen de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te verzekeren op grond van artikel 67, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moet onder meer worden bereikt door gezamenlijke maatregelen inzake de overschrijding van de binnengrenzen door personen, grenscontroles aan de buitengrenzen en het gemeenschappelijke visumbeleid als onderdeel van een convergent gelaagd systeem dat de uitwisseling van gegevens en een volledige situatiekennis mogelijk zou maken en dat gericht is op het vergemakkelijken van legaal reizen en de bestrijding van illegale immigratie.
- (2)
De Unie heeft een meer samenhangende benadering van de interne en externe aspecten van migratiebeheer en interne veiligheid nodig en moet een wisselwerking creëren tussen de bestrijding van illegale immigratie en de verbetering van de beveiliging van de buitengrenzen van de Unie, alsook een betere samenwerking en dialoog tot stand brengen met derde landen om illegale immigratie aan te pakken en legale migratie te bevorderen.
- (3)
Er moet een geïntegreerde aanpak worden ontwikkeld voor kwesties die voortvloeien uit de druk van migratie en asielaanvragen en voor het beheer van de buitengrenzen van de Unie, en er moet worden gezorgd voor een begroting en passende middelen om noodgevallen in een geest van respect voor de mensenrechten en solidariteit tussen alle lidstaten het hoofd te bieden, waarbij nationale verantwoordelijkheden in acht worden genomen en een duidelijke taakverdeling wordt gewaarborgd.
- (4)
De interneveiligheidsstrategie van de Europese Unie (de ‘Interneveiligheidsstrategie’), die door de Raad in februari 2010 werd goedgekeurd, biedt een gezamenlijke agenda om deze gemeenschappelijke veiligheidsproblemen aan te pakken. De mededeling van de Commissie van november 2010, met als titel ‘De EU-interneveiligheidsstrategie in actie’, zet de beginselen en richtsnoeren van de strategie om in concrete acties door vijf strategische doelstellingen vast te stellen: het ontwrichten van internationale criminele netwerken, het voorkomen van terrorisme en het aanpakken van radicalisering en werving, het beveiligingsniveau voor burgers en bedrijfsleven in cyberspace verhogen, het verbeteren van de veiligheid door grensbeheer en het vergroten van de veerkracht van Europa bij crises en rampen.
- (5)
Op grond van de interneveiligheidsstrategie zijn vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid doelstellingen die tegelijkertijd moeten worden nagestreefd, en om vrijheid en rechtvaardigheid te bereiken, moet veiligheid altijd worden nagestreefd in overeenstemming met de in de verdragen opgenomen beginselen, de rechtsstaat en de verplichtingen van de Unie op het vlak van de grondrechten.
- (6)
Solidariteit tussen de lidstaten, duidelijkheid over de taakverdeling, respect voor de fundamentele vrijheden en de mensenrechten en de rechtsstaat, een sterke nadruk op het globale perspectief en de band met externe veiligheid, evenals consistentie en coherentie met de beleidsdoelstellingen van het buitenlands beleid van de Unie zoals omschreven in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) moeten de kernbeginselen zijn voor de tenuitvoerlegging van de interneveiligheidsstrategie.
- (7)
Om de uitvoering van de interneveiligheidsstrategie te bevorderen en te verzekeren dat zij in de praktijk operationeel wordt, moeten de lidstaten voldoende financiële steun van de Unie krijgen door het opzetten van een Fonds voor interne veiligheid (‘het Fonds’).
- (8)
Vanwege de juridische bijzonderheden die van toepassing zijn op titel V VWEU, is het juridisch niet mogelijk om het Fonds in één enkel financieel instrument onder te brengen. Het Fonds moet derhalve worden opgezet als een alomvattend kader voor financiële steun van de Unie op het gebied van interne veiligheid, dat het bij deze verordening vastgestelde instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa (‘het Instrument’) omvat, alsook het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing, dat wordt vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 513/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4). Dit alomvattende kader moet worden vervolledigd bij Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad (5) waarnaar deze verordening moet verwijzen wat betreft de voorschriften voor programmering, financieel beheer, beheer en controle, goedkeuring van de rekeningen, afsluiting van programma's en verslaglegging en evaluatie.
- (9)
De nieuwe tweepijlerstructuur van financiering op het gebied van binnenlandse zaken moet bijdragen aan de vereenvoudiging, rationalisatie, consolidatie en transparantie van de financiering op dat gebied. Er wordt gestreefd naar synergie, samenhang en complementariteit met andere fondsen en programma's, onder meer met het oog op de toewijzing van financiële middelen aan gemeenschappelijke doelstellingen. Overlapping tussen de verschillende financieringsinstrumenten moet evenwel worden vermeden.
- (10)
Het Fonds moet de behoefte aan meer flexibiliteit en vereenvoudiging weerspiegelen waarbij de vereisten van voorspelbaarheid worden geëerbiedigd, en een eerlijke en transparante verdeling van middelen waarborgen, teneinde te voldoen aan de in deze verordening vastgelegde algemene en specifieke doelstellingen.
- (11)
Efficiëntie van maatregelen en kwaliteit van de bestedingen vormen de leidende beginselen bij de uitvoering van het Fonds. Voorts dient het Fonds te worden uitgevoerd op de meest doeltreffende en meest gebruikersvriendelijke manier als mogelijk.
- (12)
Het Fonds moet bijzondere aandacht schenken aan de lidstaten die onevenredige lasten dragen door migratiestromen vanwege hun geografische ligging.
- (13)
Solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid tussen de lidstaten en de Unie vormen een essentieel onderdeel van het gemeenschappelijke beleid voor het beheer van de buitengrenzen.
- (14)
Het Fonds moet bij wijze van solidariteit financiële bijstand verlenen aan die lidstaten die de bepalingen van Schengen inzake de buitengrenzen volledig toepassen, alsmede aan die lidstaten die zich voorbereiden op een volledige deelname aan Schengen, en moet door de lidstaten worden aangewend in het belang van het gemeenschappelijke beleid van de Unie voor het beheer van de buitengrenzen.
- (15)
Teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van het Fonds, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat in hun nationale programma's aandacht wordt besteed aan de specifieke doelstellingen van het Instrument en dat de verdeling van middelen over de doelstellingen in verhouding staat tot de uitdagingen en behoeften en waarborgt dat de doelstellingen kunnen worden bereikt. Wanneer in een nationaal programma geen aandacht wordt besteed aan één van de specifieke doelstellingen of wanneer de toewijzing van middelen lager is dan de in deze verordening vastgelegde minimumpercentages voor enkele doelstellingen van de nationale programma's, dient de betrokken lidstaat hiervoor in het programma een rechtvaardiging te geven.
- (16)
Om de resultaten van het Fonds te kunnen meten, moeten voor elke specifieke doelstelling van het Instrument gemeenschappelijke indicatoren worden vastgesteld. Dat door middel van de gemeenschappelijke indicatoren wordt gemeten in hoeverre de specifieke doelstellingen zijn verwezenlijkt, betekent niet dat de uitvoering van met deze indicatoren verband houdende acties verplicht wordt.
- (17)
Deelname van een lidstaat mag niet samenvallen met deelname aan een tijdelijk financieel instrument van de Unie dat de begunstigde lidstaten moet helpen bij de financiering van onder meer acties aan nieuwe buitengrenzen van de Unie met het oog op de uitvoering van het Schengenacquis inzake grenzen en visa en de controle aan de buitengrenzen.
- (18)
Het Instrument dient voort te bouwen op het proces voor capaciteitsopbouw dat is ontwikkeld met behulp van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007–2013, opgericht bij Beschikking 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad (6), en dient het uit te breiden om rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen.
- (19)
Bij het uitvoeren van hun taken aan de buitengrenzen en in de consulaten overeenkomstig het Schengenacquis inzake grenzen en visa, voeren de lidstaten deze activiteiten uit in het belang van en namens alle andere lidstaten in het Schengengebied en vervullen zij aldus een openbare dienst ten behoeve van de Unie. Het Instrument moet bijdragen aan de operationele kosten in verband met het grenscontrole- en het visumbeleid, en de lidstaten in staat stellen capaciteit die daarvoor cruciaal is, te reserveren voor deze dienstverlening ten bate van allen. Deze steun bestaat uit de volledige terugbetaling van een reeks specifieke kosten in verband met de doelstellingen van het Instrument en moet integraal deel uitmaken van de nationale programma's.
- (20)
Het Instrument moet deze activiteiten aanvullen en versterken teneinde de operationele samenwerking te ontwikkelen onder auspiciën van het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (‘Frontex’), als vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2007/2004(7), met inbegrip van de nieuwe activiteiten die voortvloeien uit de wijzigingen in Verordening (EU) nr. 1168/2011 van het Europees Parlement en de Raad (8), en aldus de solidariteit verder te versterken tussen die lidstaten die toezicht houden op de buitengrenzen in het belang van en namens het Schengengebied als geheel. Dit betekent onder meer dat de lidstaten bij de opstelling van hun nationale programma's rekening moeten houden met de analyse-instrumenten en operationele en technische richtsnoeren die door Frontex zijn ontwikkeld, alsook met de ontwikkelde opleidingscurricula voor de opleiding van grenswachten, met inbegrip van de onderdelen betreffende grondrechten en toegang tot internationale bescherming. Teneinde ervoor te zorgen dat deze opdracht en de verantwoordelijkheden van de lidstaten voor de controle en de bewaking van de buitengrenzen op elkaar aansluiten, alsmede om consistentie en kostenefficiëntie te waarborgen moet Frontex door de Commissie worden geraadpleegd over de door de lidstaten ingediende ontwerpen van nationale programma's en in het bijzonder over de in het kader van de operationele steun gefinancierde activiteiten.
- (21)
Dit Instrument dient te worden uitgevoerd met volledige inachtneming van de rechten en beginselen die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in overeenstemming met de internationale verplichtingen van de Unie, onverminderd de toepassing van de bijzondere bepalingen inzake het recht op asiel en internationale bescherming.
- (22)
Een uniforme en hoogwaardige controle aan de buitengrenzen is essentieel om de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te versterken. In overeenstemming met de gemeenschappelijke normen van de Unie moet het Instrument ondersteuning bieden aan maatregelen in verband met het beheer van de buitengrenzen, die ten uitvoer moeten worden gelegd overeenkomstig het vierledige toegangscontrolemodel dat maatregelen in derde landen, samenwerking met buurlanden, grenscontrolemaatregelen en controlemaatregelen binnen de ruimte van vrij verkeer omvat, teneinde illegale immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit binnen het Schengengebied te voorkomen.
- (23)
Op grond van artikel 3 VEU moet het instrument ondersteuning bieden aan activiteiten die de bescherming waarborgen van kinderen die risico op schade lopen aan de buitengrenzen. In het bijzonder, dienen de lidstaten, waar mogelijk, bij de uitvoering van maatregelen in verband met de identificatie, directe bijstand en doorverwijzing naar beschermingsdiensten bijzondere aandacht te besteden aan kwetsbare personen, met name kinderen en niet-begeleide minderjarigen.
- (24)
Om een uniforme, hoogwaardige externe controle aan de buitengrenzen en een vlot legaal grensverkeer langs de buitengrenzen binnen het kader van de Interneveiligheidsstrategie mogelijk te maken, dient het Instrument bij te dragen aan de ontwikkeling van een Europees gemeenschappelijk geïntegreerd grensbeheersysteem. Dat systeem omvat alle maatregelen die in verband met beleid, recht, systematische samenwerking, lastenverdeling, situatiebeoordeling en veranderende omstandigheden met betrekking tot grensposten voor illegale migranten, personeel, uitrusting en technologie op verschillende niveaus door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden genomen, in samenwerking met Frontex, derde landen en, indien nodig, met andere actoren, in het bijzonder Europol en het Agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT-systemen, die onder meer gebruikmaken van het op vier niveaus gebaseerde grensbeveiligingsmodel en de geïntegreerde risicoanalyse van de Unie.
- (25)
Overeenkomstig Protocol nr. 5 bij de Toetredingsakte van 2003 betreffende de doorreis van personen over land tussen de regio Kaliningrad en andere delen van de Russische Federatie moet het Instrument alle extra kosten dragen voor de uitvoering van de specifieke bepalingen van het acquis van de Unie in verband met deze doorreis, met name Verordening (EG) nr. 693/2003 van de Raad (9) en Verordening (EG) nr. 694/2003 van de Raad (10). De behoefte aan verdere financiële steun voor gederfde leges moet echter afhankelijk worden gesteld van de vigerende visumregeling van de Unie met de Russische Federatie.
- (26)
Het Instrument moet steun omvatten voor nationale maatregelen en samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van het visumbeleid en andere activiteiten die voorafgaan aan de controles aan de buitengrenzen, waarbij ten volle gebruik dient te worden gemaakt van het Visuminformatiesysteem (VIS). Het doeltreffend beheer van de activiteiten van de diensten van de lidstaten in derde landen is in het belang van het gemeenschappelijke visumbeleid, als onderdeel van een gelaagd systeem dat legaal reizen moet vergemakkelijken en illegale immigratie naar de Unie moet bestrijden, en vormt een integraal deel van het gemeenschappelijke geïntegreerde grensbeheersysteem.
- (27)
Het Instrument moet voorts maatregelen ondersteunen op het grondgebied van de Schengenlanden als onderdeel van een gemeenschappelijk geïntegreerd grensbeheersysteem dat de algemene operabiliteit van het Schengengebied versterkt.
- (28)
Het Instrument moet ook de ontwikkeling ondersteunen van IT-systemen door de Unie, gebaseerd op bestaande en/of nieuwe IT-systemen, om de lidstaten in staat te stellen grensoverschrijdend verkeer van onderdanen van derde landen doeltreffender te beheren en een betere identificatie en verificatie van reizigers te verzekeren, teneinde aldus het reizen te vergemakkelijken en de grensbeveiliging te verbeteren. Hiertoe moet een programma worden opgezet, overeenkomstig de strategie voor informatiebeheer voor de interne veiligheid van de EU, om de kosten voor de ontwikkeling van zowel de centrale als de nationale componenten van dergelijke systemen te dekken, waarbij technische consistentie en interoperabiliteit met andere IT-systemen van de Unie moeten worden gewaarborgd, kosten moeten worden gespaard en een vlotte uitvoering in de lidstaten moet worden verzekerd. Die IT-systemen dienen in overeenstemming te zijn met de grondrechten, met inbegrip van de bescherming van persoonsgegevens.
- (29)
De lidstaten moeten het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur), ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11), voorzien van de noodzakelijke financiële middelen, teneinde de goede werking van dat systeem te waarborgen.
- (30)
Om onverwachte migratiestromen en risico's voor de veiligheid aan de grens onmiddellijk te kunnen aanpakken, moet noodhulp mogelijk zijn overeenkomstig het kader bepaald in Verordening (EU) nr. 514/2014.
- (31)
In het belang van meer solidariteit binnen het Schengengebied als geheel moet de betrokken lidstaat bovendien, wanneer tekortkomingen of mogelijke risico's worden geïdentificeerd, met name na een Schengenevaluatie, de zaak nauwgezet in het oog houden door per prioriteit gebruik te maken van middelen uit zijn nationaal programma, voor zover mogelijk, door noodhulpmaatregelen aan te vullen.
- (32)
Om de solidariteit en de gedeelde verantwoordelijkheid te versterken, moeten de lidstaten worden aangemoedigd om een deel van de middelen uit hun nationale programma's in te zetten voor specifieke prioriteiten die door de Unie werden vastgesteld, zoals de aanschaf van technische uitrusting die nodig is voor Frontex en de ontwikkeling van consulaire samenwerking voor de Unie. Het effect van de Uniefinanciering moet worden gemaximaliseerd door publieke en private financiële middelen in te zetten, te bundelen en als hefboom te laten fungeren. Er moet worden gezorgd voor de grootst mogelijke transparantie, verantwoording en democratische controle met betrekking tot de innoverende financiële instrumenten en mechanismen waarvoor middelen uit de Uniebegroting worden gebruikt.
- (33)
Om de toepassing van de voorschriften van het Schengenacquis binnen het Schengengebied te verzekeren, moet uitvoering van Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad (12) ook in het kader van het Instrument worden gesteund als een essentieel hulpmiddel om de uitvoering van het Uniebeleid met betrekking tot de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te faciliteren door een hoog beschermingsniveau van de buitengrenzen te waarborgen en ervoor te zorgen dat er geen grenscontroles binnen het Schengengebied worden uitgevoerd.
- (34)
In het licht van de ervaringen met het Buitengrenzenfonds en de ontwikkeling van SIS II en VIS wordt het passend geacht een zekere mate van flexibiliteit toe te staan in verband met de mogelijke overdracht van middelen tussen de diverse hulpmiddelen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het instrument, zonder afbreuk te doen aan het beginsel dat vanaf het begin een kritische massa en financiële stabiliteit voor de programma's en de operationele steun voor de lidstaten moeten worden nagestreefd, en zonder afbreuk te doen aan de controle door het Europees Parlement en de Raad.
- (35)
In dezelfde zin moeten de werkingssfeer van de maatregelen en het plafond van de middelen die beschikbaar blijven voor de Unie (‘acties van de Unie’) worden verruimd voor een grotere capaciteit van de Unie om in een bepaald begrotingsjaar meerdere activiteiten uit te voeren in verband met het beheer van de buitengrenzen en het gemeenschappelijke visumbeleid in het belang van de Unie als geheel, wanneer en voor zover noodzakelijk. Dergelijke acties van de Unie omvatten studies en proefprojecten om het beheer van de buitengrenzen en het gemeenschappelijk visumbeleid en de toepassing ervan te bevorderen, de opleiding van grenswachten met betrekking tot de bescherming van mensenrechten, maatregelen of regelingen in derde landen om het hoofd te bieden aan migratiedruk uit die landen in het belang van een optimale beheersing van de migratiestromen naar de Unie en een doeltreffende organisatie van de daarmee verband houdende taken aan de buitengrenzen en in de consulaten.
- (36)
De in het kader van het Instrument gesteunde maatregelen in of met betrekking tot derde landen dienen te worden genomen in synergie en samenhang met andere acties buiten de Unie die door — geografische en thematische — instrumenten voor externe bijstand van de Unie worden ondersteund. In het bijzonder dient bij de uitvoering van dergelijke acties te worden gestreefd naar volledige coherentie met de beginselen en de algemene doelstellingen voor het externe optreden van de Unie ten aanzien van het land of de regio in kwestie. Deze maatregelen mogen niet strekken tot ondersteuning van rechtsreeks op ontwikkeling gerichte acties en dienen waar nodig de financiële bijstand uit de instrumenten voor externe steun aan te vullen. Er wordt ook gestreefd naar samenhang met het humanitair beleid van de Unie, met name wat betreft de uitvoering van noodmaatregelen.
- (37)
Financiering uit de begroting van de Unie dient te worden geconcentreerd op activiteiten waarbij een optreden van de Unie voor een meerwaarde kan zorgen ten opzichte van een optreden door de lidstaten alleen. Aangezien de Unie beter in staat is dan de lidstaten om een kader te bieden voor het tonen van solidariteit binnen de Unie met betrekking tot grenscontrole, het visumbeleid en het beheer van migratiestromen, en om een platform te bieden voor de ontwikkeling van gemeenschappelijke IT-systemen ter ondersteuning van die beleidsterreinen, zal financiële steun die in het kader van deze verordening wordt verleend, in het bijzonder bijdragen aan een grotere nationale en Uniecapaciteit op deze gebieden.
- (38)
Deze verordening moet voorzien in de toewijzing van basisbedragen aan de lidstaten. Het basisbedrag voor iedere lidstaat moet worden berekend op basis van de toewijzingen aan iedere lidstaat uit het Buitengrenzenfonds in de periode 2010–2012 en door het verkregen getal te delen door het totale aantal beschikbare kredieten voor gedeeld beheer voor deze drie jaren. Deze berekeningen zijn uitgevoerd overeenkomstig de verdelingscriteria die zijn vastgesteld in Beschikking 574/2007/EG.
- (39)
Overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) nr. 514/2014 moet de Commissie op de uitvoering van het Instrument toezien met behulp van kernindicatoren voor de beoordeling van resultaten en effecten. De indicatoren, met inbegrip van relevante ijkpunten, moeten voorzien in een minimale basis om te kunnen evalueren in hoeverre de doelstellingen van het Instrument zijn verwezenlijkt.
- (40)
Teneinde bepalingen in deze verordening inzake de definitie van specifieke acties in het kader van de nationale programma's aan te vullen of te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet er bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig aan het Europees Parlement en aan de Raad worden toegezonden.
- (41)
Bij de toepassing van deze verordening, met inbegrip van de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, moet de Commissie deskundigen uit alle lidstaten raadplegen.
- (42)
Om te zorgen voor een eenvormige, doeltreffende en tijdige uitvoering van de bepalingen in deze verordening over operationele steun, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (13).
- (43)
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk te zorgen voor solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid tussen de lidstaten en de Unie voor het beheer van de buitengrenzen en het visumbeleid, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (44)
Beschikking nr. 574/2007/EG moet worden ingetrokken conform de in deze verordening opgenomen overgangsbepalingen.
- (45)
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van het Schengenacquis in de zin van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (14) die valt onder de gebieden bedoeld in artikel 1, punten A en B, van Besluit 1999/437/EG (15).
- (46)
Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop de Zwitserse Bondsstaat wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (16), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A en B, van Besluit 1999/437/EG, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (17).
- (47)
Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het door de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein ondertekende Protocol betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop de Zwitserse Bondstaat wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (18), die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, punten A en B, van Besluit 1999/437/EG, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (19).
- (48)
Overeenkomstig artikelen 1 en 2 van het Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend, noch van toepassing in deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van dat Protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad een besluit heeft genomen over deze verordening, of het deze verordening in zijn nationaal recht zal omzetten.
- (49)
Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (20). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.
- (50)
Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (21). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.
- (51)
Het is aangewezen dat de periode waarin deze verordening van toepassing is, in overeenstemming wordt gebracht met die van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (22). Derhalve dient deze verordening met ingang van 1 januari 2014 van toepassing te zijn,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 299 van 4.10.2012, blz. 108.
PB C 277 van 13.9.2012, blz. 23.
Standpunt van het Europees Parlement van 13 maart 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 april 2014.
Verordening (EU) nr. 513/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing en tot intrekking van Besluit 2007/125/JBZ van de Raad (zie bladzijde 93 van dit Publicatieblad).
Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vastlegging van algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit en crisisbeheersing (zie bladzijde 112 van dit Publicatieblad).
Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007–2013 als onderdeel van het algemene programma ‘Solidariteit en beheer van de migratiestromen’ (PB L 144 van 6.6.2007, blz. 22).
Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 1168/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 1.
Verordening (EG) nr. 693/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot invoering van een specifiek doorreisfaciliteringsdocument (FTD) en een doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers (FRTD) en tot wijziging van de Gemeenschappelijke Visuminstructie en het Gemeenschappelijk Handboek (PB L 99 van 17.4.2003, blz. 8).
Verordening (EG) nr. 694/2003 van de Raad van 14 april 2003 betreffende uniforme modellen voor een doorreisfaciliteringsdocument (FTD) en een doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers (FRTD) in de zin van Verordening (EG) nr. 693/2003 (PB L 99 van 17.4.2003, blz. 15).
Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur) (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 11).
Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 betreffende de instelling van een evaluatie- en toezichtsmechanisme voor de controle van de toepassing van het Schengenacquis en tot intrekking van het Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998 tot oprichting van een Permanente Schengenbeoordelings- en Toepassingscommissie (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 27).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.
Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).
Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014–2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).