Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/41/EU betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken
Artikel 34 Verhouding tot andere rechtsinstrumenten, overeenkomsten en regelingen
Geldend
Geldend vanaf 21-05-2014
- Bronpublicatie:
03-04-2014, PbEU 2014, L 130 (uitgifte: 01-05-2014, regelingnummer: 2014/41/EU)
- Inwerkingtreding
21-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-04-2014, PbEU 2014, L 130 (uitgifte: 01-05-2014, regelingnummer: 2014/41/EU)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Onverminderd de toepassing ervan tussen de lidstaten en derde landen en de voorlopige toepassing ervan overeenkomstig artikel 35, vervangt deze richtlijn met ingang van 22 mei 2017 de overeenkomstige bepalingen van de volgende verdragen die tussen de door deze richtlijn gebonden lidstaten van toepassing zijn:
- a)
het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken van de Raad van Europa van 20 april 1959, alsmede de twee aanvullende protocollen, en de overeenkomstig artikel 26 van dat verdrag gesloten bilaterale overeenkomsten;
- b)
- c)
2.
Kaderbesluit 2008/978/JBZ wordt vervangen door deze richtlijn ten aanzien van alle lidstaten die door deze richtlijn gebonden zijn. De bepalingen van Kaderbesluit 2003/577/JBZ worden vervangen ten aanzien van de lidstaten die aan door deze richtlijn gebonden zijn wat de bevriezing van bewijsmateriaal betreft.
Voor de lidstaten waarop deze richtlijn van toepassing is, gelden verwijzingen naar Kaderbesluit 2008/978/JBZ en, waar het gaat over het bevriezen van bewijsmateriaal, naar Kaderbesluit 2003/577/JBZ, als verwijzingen naar deze richtlijn.
3.
De lidstaten mogen bilaterale en multilaterale overeenkomsten en regelingen met andere lidstaten die na 22 mei 2017 van kracht zijn, naast de bepalingen van deze richtlijn blijven toepassen, mits dit ten goede komt aan de doelstellingen van deze richtlijn en ertoe bijdraagt de procedures voor bewijsgaring te vereenvoudigen of verder te versoepelen, en mits het in deze richtlijn voorgeschreven niveau van waarborgen in acht wordt genomen.
4.
De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 22 mei 2017 mee welke van de in lid 3 bedoelde overeenkomsten en regelingen zij willen blijven toepassen. De lidstaten geven de Commissie ook kennis van nieuwe overeenkomsten of regelingen in de zin van lid 3, binnen drie maanden na de ondertekening daarvan.