Einde inhoudsopgave
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992
Artikel 13b [Uitzonderingen verschuldigdheid bij vrijstelling bestelauto's voor ondernemers]
Geldend
Geldend van 01-01-2022 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
22-12-2021, Stb. 2021, 652 (uitgifte: 27-12-2021, kamerstukken: 35928)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2021, Stb. 2021, 652 (uitgifte: 27-12-2021, kamerstukken: 35928)
- Vakgebied(en)
Belastingheffing van motorrijtuigen (V)
Belastingheffing van motorrijtuigen / Belasting van personenauto's en motorrijwielen
1.
In afwijking van artikel 13a, derde lid, is het bedrag waarvan vrijstelling is verleend niet als belasting verschuldigd indien:
- a.
de tenaamstelling van het motorrijtuig in het kentekenregister komt te vervallen omdat de bestelauto buiten Nederland wordt gebracht;
- b.
de tenaamstelling van het motorrijtuig in het kentekenregister komt te vervallen omdat de bestelauto wordt gesloopt; of
- c.
de bestelauto is gestolen en een melding van diefstal van de bestelauto is geplaatst in het kentekenregister.
2.
Het bedrag waarvan vrijstelling is verleend wordt, nadat dit is verminderd met overeenkomstige toepassing van artikel 10, zesde lid, alsnog als belasting verschuldigd:
- a.
op het moment van de tenaamstelling van de bestelauto, indien na toepassing van het eerste lid, onderdeel a of b, de bestelauto opnieuw te naam wordt gesteld;
- b.
op het moment van de hernieuwde aanvang van het gebruik met de bestelauto van de weg, indien na toepassing van het eerste lid, onderdeel a of b, de bestelauto feitelijk ter beschikking staat van een in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam, zonder dat de bestelauto opnieuw te naam is gesteld;
- c.
op het moment van de verwijdering van de melding van diefstal uit het kentekenregister, indien na toepassing van het eerste lid, onderdeel c, de bestelauto wordt teruggevonden, met dien verstande dat geen belasting verschuldigd is als de bestelauto op dat moment nog op naam staat van degene aan wie de vrijstelling is verleend en deze de teruggevonden bestelauto aansluitend opnieuw in gebruik neemt binnen de voorwaarden van de vrijstelling. In het laatste geval blijven de feiten die zich hebben voorgedaan in de periode dat de bestelauto was gestolen buiten beschouwing voor de vraag, of aan de voorwaarden en beperkingen van de vrijstelling wordt voldaan.
3.
Bij de toepassing van het tweede lid zijn de artikelen 5, 6, 10, derde, vierde, vijfde en negende lid, en 12b van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat bij de toepassing van het tweede lid, onderdeel c, de belasting wordt voldaan binnen een maand na de verwijdering van de melding van diefstal uit het kentekenregister.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.