Einde inhoudsopgave
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992
Artikel 13a [Vrijstelling bestelauto's voor ondernemers]
Geldend
Geldend van 01-01-2022 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
16-12-2020, Stb. 2020, 540 (uitgifte: 23-12-2020, kamerstukken: 35572)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2020, Stb. 2020, 540 (uitgifte: 23-12-2020, kamerstukken: 35572)
- Vakgebied(en)
Belastingheffing van motorrijtuigen (V)
Belastingheffing van motorrijtuigen / Belasting van personenauto's en motorrijwielen
Fiscaal bestuursrecht / Boete
1.
Vrijstelling van belasting wordt verleend voor bestelauto's die op naam worden gesteld van een ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968, die de bestelauto meer dan bijkomstig gebruikt in het kader van zijn onderneming. De vrijstelling wordt niet verleend indien het ondernemerschap voor de omzetbelasting voortvloeit uit het bepaalde in artikel 7, zesde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968.
2.
Voor een bestelauto die door een ondernemer als bedoeld in het eerste lid voor een langere dan een bij ministeriële regeling vast te stellen periode ter beschikking wordt gesteld aan een andere persoon, wordt de vrijstelling slechts verleend indien deze andere persoon, behoudens de tenaamstelling, voldoet aan de voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling.
3.
Indien tijdens de eerste vijf jaren na het tijdstip waarop de bestelauto is ingeschreven in het kentekenregister niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling, is op dat moment de belasting verschuldigd als ware er sprake van een inschrijving van die bestelauto als bedoeld in artikel 1, tweede lid. In afwijking van artikel 5, eerste lid, wordt de belasting geheven van de ondernemer, bedoeld in het eerste lid.
4.
Indien bij wijziging van de tenaamstelling van de bestelauto overigens voldaan blijft worden aan de voorwaarden en beperkingen van de vrijstelling blijft, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, het derde lid buiten toepassing. Alsdan treedt degene op wiens naam het motorrijtuig wordt gesteld, vanaf het moment van de wijziging van de tenaamstelling voor de toepassing van dit artikel in de plaats van degene op wiens naam het motorrijtuig daarvoor was gesteld.
5.
Ingeval een bestelauto waarvoor vrijstelling is verleend op de voet van dit artikel in een zodanige staat wordt gebracht dat het een personenauto is, zijn, in afwijking van het derde lid, de artikelen 1, derde lid, en 12a van overeenkomstige toepassing.
6.
Indien één of meer personen worden vervoerd in de laadruimte van een bestelauto, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur aan degene die de bestelauto feitelijk ter beschikking heeft, een bestuurlijke boete van € 550 kan opleggen. De bevoegdheid tot het opleggen van de bestuurlijke boete vervalt door het verloop van een jaar na het constateren van het verzuim, bedoeld in de vorige volzin.
7.
Artikel 67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing op het bedrag van de boete, genoemd in het zesde lid.
8.
Het tweede tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van bestelauto's waarvoor teruggaaf van belasting is verleend ingevolge artikel 15b, zoals dat artikel luidde van 1 juli 2005 tot de datum van inwerkingtreding van dit artikel.