Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1375 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees
Bijlage III Onderzoek van andere dieren dan varkens
Geldend
Geldend vanaf 28-03-2021
- Bronpublicatie:
24-03-2021, PbEU 2021, L 104 (uitgifte: 25-03-2021, regelingnummer: 2021/519)
- Inwerkingtreding
28-03-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-03-2021, PbEU 2021, L 104 (uitgifte: 25-03-2021, regelingnummer: 2021/519)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
Vlees van eenhoevigen, vlees van vrij wild en ander vlees dat Trichinellaparasieten kan bevatten, wordt onderzocht met een van de in de hoofdstukken I en II van bijlage I beschreven digestiemethoden, met de onderstaande wijzigingen:
- a)
er worden monsters van ten minste 10 g genomen uit de tong- of kaakspieren van eenhoevigen en de voorpoot, de tong of het middenrif van wilde zwijnen;
- b)
indien bij de eenhoevige de genoemde spieren niet aanwezig zijn, wordt een groter monster genomen uit een middenrifpijler bij de overgang van spier naar pees. De spier moet vrij zijn van aanhangend weefsel en vet;
- c)
een monster van ten minste 5 g wordt verteerd volgens de referentiemethode van hoofdstuk I of een van de gelijkwaardige methoden in hoofdstuk II. Voor elke vertering mag het totale spiergewicht dat in onderzoek is genomen, niet meer dan 100 g zijn voor de methode van hoofdstuk I en de methoden A en B van hoofdstuk II, en niet meer dan 35 g voor methode C van hoofdstuk II;
- d)
bij een positieve uitslag wordt een nieuw monster van 50 g genomen en onafhankelijk onderzocht;
- e)
onverminderd de voorschriften betreffende de bescherming van diersoorten wordt al het vlees van andere wilde dieren dan wilde zwijnen, zoals beren, vleesetende zoogdieren (met inbegrip van zeezoogdieren) en reptielen, onderzocht door 10 g spiervlees van de voorkeurslokalisaties te nemen of grotere hoeveelheden als die lokalisaties niet beschikbaar zijn. De voorkeurslokalisaties zijn:
- i)
bij beren: het middenrif, de kauwspieren en de tong;
- ii)
bij walrussen: de tong;
- iii)
bij krokodillen: de kauwspieren, de pterygoïdspieren en de tussenribspieren;
- iv)
bij vogels: de kopspieren (bv. kauwspieren, nekspieren);
- f)
Het digestieproces moet zo lang duren dat het weefsel van deze dieren volledig verteerd is, maar niet langer dan 60 minuten.