Einde inhoudsopgave
Douane- en Accijnswet BES
Artikel 2.106
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
03-12-2014, Stb. 2014, 481 (uitgifte: 10-12-2014, kamerstukken: 33950)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-12-2014, Stb. 2014, 481 (uitgifte: 10-12-2014, kamerstukken: 33950)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
1.
Een vergunning kan worden ingetrokken:
- a.
als de vergunninghouder schriftelijk hierom verzoekt;
- b.
indien niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van de vergunning;
- c.
indien na gedane waarschuwing, de vergunninghouder weigert zijn verplichtingen na te komen;
- d.
indien onjuiste of onvolledige gegevens werden verstrekt die van beslissende invloed zijn geweest op het besluit tot afgifte van de vergunning;
- e.
als de vergunninghouder zijn bedrijfsactiviteiten heeft gestaakt.
2.
De intrekking van de vergunning wordt schriftelijk en met redenen omkleed medegedeeld aan de vergunninghouder.
3.
Aan de goederen die op het moment van intrekking van de vergunning in het douane-entrepot zijn opgeslagen, wordt binnen een termijn van drie dagen te rekenen vanaf de datum van intrekking van de vergunning, een nadere douanebestemming gegeven. Indien na het verstrijken van bedoelde termijn geen nadere douanebestemming aan de goederen is gegeven wordt de douanebestemming invoer geacht te zijn gegeven aan de goederen. De inspecteur neemt alle nodige maatregelen om de situatie van deze goederen te regulariseren.