Einde inhoudsopgave
Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen
Artikel 23 Werktuiglijk voortbewogen schepen
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1992
- Bronpublicatie:
11-12-1991, Stb. 1992, 3 (uitgifte: 16-01-1992, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-02-1992, Stb. 1992, 84 (uitgifte: 01-01-1992, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Een werktuiglijk voortbewogen schip, dat varende is, moet voeren:
- a.
een toplicht op het voorschip;
- b.
een tweede toplicht achterlijker en hoger dan het voorste;
- c.
zijdelichten;
- d.
een heklicht.
Een werktuiglijk voortbewogen binnenschip met een lengte van 110 meter of minder is niet verplicht het tweede toplicht te voeren maar mag dit wel doen.
2.
Het voorste toplicht of, indien slechts één toplicht wordt gevoerd, dat toplicht, wordt voor schepen met een lengte van 40 meter of meer op ten minste 6 meter hoogte, en voor schepen met een lengte van minder dan 40 meter op ten minste 4 meter hoogte geplaatst, en in elk geval ten minste 1 meter hoger dan de zijdelichten.
3.
Wanneer twee toplichten worden gevoerd, moet het achterste ten minste 3 meter hoger zijn geplaatst dan het voorste of het hoogste van de bij artikel 24, eerste en tweede lid, bedoelde lichten. De horizontale afstand tussen beide lichten mag niet minder zijn dan de helft van de lengte van het schip.
4.
Bij het varen door de doorvaartopening van een brug met een beperkte doorvaarthoogte dan wel van een ander kunstwerk, mogen de in het tweede en derde lid bedoelde lichten zoveel lager worden gevoerd als hiervoor nodig is.
5.
De zijdelichten moeten op gelijke hoogte zijn geplaatst.
6.
Samenstellen van varende langszij aan elkaar gekoppelde schepen, niet zijnde kleine schepen, moeten voeren:
- a.
op elk voortstuwend schip het toplicht of de toplichten;
- b.
op elk niet voortstuwend schip een rondom zichtbaar wit helder licht geplaatst op voldoende hoogte doch niet hoger dan het voorste toplicht van het voortstuwende schip, en bij een lengte van meer dan 110 meter twee dergelijke lichten, één voorop en één achterop, op gelijke hoogte;
- c.
de zijdelichten geplaatst aan de buitenzijde van het gekoppelde samenstel en voor zover als mogelijk op gelijke hoogte en ten minste 1 meter lager dan het licht bedoeld onder b;
- d.
op elk schip het heklicht.