Einde inhoudsopgave
Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000
Artikel 12 Aanbrengen van het kenteken, duplicaatcode, lamineercode en maandnummer in de kentekenplaat, datering en afrondingsstraal kentekenplaat
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
27-11-2015, Stcrt. 2015, 41413 (uitgifte: 30-11-2015, regelingnummer: IENM/BSK-2015/224497)
- Inwerkingtreding
01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-11-2015, Stcrt. 2015, 41413 (uitgifte: 30-11-2015, regelingnummer: IENM/BSK-2015/224497)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Kentekens en kentekenbewijzen
Verkeersrecht (V)
1.
Het kenteken dient door persing en reliëf in de plaat te worden aangebracht en in voorkomend geval van kunststof tekens te worden voorzien.
2.
De tekens van het kenteken, duplicaatcode en maandnummer dienen zodanig in de plaat te zijn geperst dat zij zich op de voorzijde van de kentekenplaat bevinden.
3.
De hoogte van de persing van de tekens, de duplicaatcode, het maandnummer en het kader dient ten minste 0,75 mm en ten hoogste 3 mm te bedragen.
4.
Indien het kenteken bovendien wordt voorzien van kunststof tekens, dient:
- a.
de hoogte van de persing ten minste 0,2 mm te bedragen,
- b.
de stokbreedte van de geperste tekens ten minste 6 mm te bedragen,
- c.
het aanbrengen van de gaten ten behoeve van de bevestiging van de kunststof tekens in de plaat tegelijk met het persen van de tekens te geschieden,
- d.
de totale hoogte van het samengestelde teken ten hoogste 5 mm te bedragen,
- e.
de hellingshoek van de zijvlakken van de kunststof tekens met het grondvlak niet minder dan 70° te bedragen,
- f.
de afrondingsstraal van de hoekpunten van de kunststof tekens niet meer dan 1,5 mm te bedragen,
- g.
het kunststof teken te zijn voorzien van bevestigingspennen zoals aangegeven in de bijlagen 6, 7 of 7A,
- h.
de diameter van de bevestigingspennen ten minste 3,0 mm en ten hoogste 5 mm te bedragen,
- i.
de bevestiging van de kunststof tekens door middel van koudvervormen van de bevestigingspennen aan de achterzijde van de plaat te geschieden, en wel zodanig dat bij ieder bevestigingspunt teruggeklonken of geperst dient te worden waardoor de randen van alle bevestigingspennen kwalitatief goed worden omgewelsd,
- j.
de kentekenplaat op zodanige wijze te zijn vervaardigd dat — indien één of meerdere tekens ontbreken dan wel een gedeelte van een teken ontbreekt — het kenteken duidelijk leesbaar blijft in de voor het desbetreffende type kentekenplaat voorgeschreven kleur.
5.
Het kenteken dient symmetrisch ten opzichte van het midden van de kentekenplaat te zijn aangebracht. De maximum tolerantie ten opzichte van de symmetrielijn bedraagt 3 mm. Bij de modellen 27.1A tot en met 27.10E dient de ruimte van het blauwe Europese vignet daarbij buiten beschouwing te worden gelaten. Bij de modellen 30.2A tot en met 30.2D, 30.4A tot en met 30.4D, 30.6, 30.8, 30.10, 30.12, 30.14 en 30.16 wordt het kenteken rechts ten opzichte van het midden geplaatst.
6.
De hoekpunten van de kentekenplaat dienen te zijn afgerond. De straal van de afronding moet zijn gelegen tussen 5 en 15 mm.
7.
Kentekenplaten volgens de modellen 27.15A tot en met 27.17E moeten zijn voorzien van een maandnummer. Het maandnummer wordt in 20 mm hoge tekens aangegeven. Het maandnummer bestaat uit twee cijfers en dient 90 graden linksom gedraaid en verticaal te zijn aangebracht aan de linker voorzijde van de kentekenplaat.
8.
Kentekenplaten volgens de modellen:
- a.
27.1A tot en met 27.2B, 27.2D tot en met 27.2H, 27.10A, 27.10B, en 27.30A tot en met 27.31B moeten met ingang van 1 februari 2003, indien het desbetreffende kentekenbewijs is voorzien van een duplicaatcode, zijn voorzien van dezelfde duplicaatcode, met uitzondering van kentekenplaten die zijn afgegeven na 21 september 2008, die moeten zijn voorzien van een door de Dienst Wegverkeer opgegeven duplicaatcode. Kentekenplaten die vóór 1 februari 2003 zijn afgegeven mogen zijn voorzien van bedoelde duplicaatcode. De duplicaatcode wordt in 23 mm (tolerantie 1 mm) hoge tekens aangegeven. De duplicaatcode bestaat uit één cijfer en dient te zijn aangebracht hetzij boven de eerste streep voor de duplicaten 1 tot en met 9, hetzij onder de eerste streep voor de duplicaten 10 tot en met 19 hetzij, indien geen eerste streep in het kenteken voorkomt, linksboven respectievelijk rechtsboven op de kentekenplaat;
- b.
27.2C, 27.10C, 27.16C, 27.17C, en 27.31C moeten met ingang van 1 februari 2003, indien het desbetreffende kentekenbewijs is voorzien van een duplicaatcode, zijn voorzien van dezelfde duplicaatcode, met uitzondering van kentekenplaten die zijn afgegeven na 21 september 2008, die moeten zijn voorzien van een door de Dienst Wegverkeer opgegeven duplicaatcode. Kentekenplaten die vóór 1 februari 2003 zijn afgegeven mogen zijn voorzien van bedoelde duplicaatcode. De duplicaatcode wordt in 23 mm (tolerantie 1 mm) hoge tekens aangegeven. De duplicaatcode bestaat uit één cijfer en dient te zijn aangebracht linksboven respectievelijk rechtsboven op de kentekenplaat;
- c.
30.1A tot en met 30.4D moeten, indien het desbetreffende kentekenbewijs is voorzien van een duplicaatcode, zijn voorzien van dezelfde duplicaatcode, met uitzondering van kentekenplaten die zijn afgegeven na 21 september 2008, die moeten zijn voorzien van een door de Dienst Wegverkeer opgegeven duplicaatcode. De duplicaatcode wordt in 23 mm (tolerantie 1 mm) hoge tekens aangegeven. De duplicaatcode wordt in 20 mm (tolerantie 1 mm) hoge tekens aangegeven. De duplicaatcode bestaat uit één cijfer voor de duplicaten 1 tot en met 9, dan wel uit twee cijfers voor de duplicaten 10 tot en met 19. De duplicaatcode dient bij de modellen 30.1A tot en met 30.1D, 30.3A tot en met 30.3D en 30.13 te zijn aangebracht midden tussen de tekens aan de linker voorzijde. De duplicaatcode dient bij de modellen 30.2A tot en met 30.2D, 30.4A tot en met 30.4D en 30.14 te zijn aangebracht naast de tekens aan de linker bovenzijde.
9.
Kentekenplaten volgens de modellen 27.1A tot en met 27.2H, 27.10A tot en met 27.13, 27.15A tot en met 27.17E, 27.24A tot en met 27.26E, 27.30A tot en met 27.31E, 30.1A tot en met 30.8 en 30.13 tot en met 30.16 dienen te zijn voorzien van een zwarte profielrand. Kentekenplaten volgens de modellen 30.3 A tot en met 30.4D dienen te zijn voorzien van een witte profielrand.
10.
Kentekenplaten volgens 18.2A[lees: de modellen 18.2A] tot en met 18.2E, met uitzondering van platen met een donkerblauwe achtergrond, en volgens de modellen 27.1A tot en met 27.2H, 27.10A tot en met 27.14, 27.30A tot en met 27.31E en 30.1A tot en met 30.6 dienen aan de voorzijde te zijn voorzien van een lamineercode. Deze code bestaat uit het identificatienummer van de lamineerder (1e positie), de laatste twee cijfers van het jaartal van vervaardiging van de retroreflecterende plaat (2 posities) en een productievolgnummer (7 posities). Deze code met een breedte van circa 40 mm wordt, in 3 tot 4 mm hoge cijfers in zwart aangebracht volgens model E van de bijlage bij de Regeling kentekens en kentekenplaten. Dit lid is niet van toepassing op kentekenplaten volgens de modellen 27.11 tot en met 27.14 die zijn afgegeven vóór 31 augustus 2002.