Richtlijn 2002/55/EG betreffende het in de handel brengen van groentezaad
Artikel 4
Geldend vanaf 07-11-2003
- Bronpublicatie:
22-09-2003, PbEU 2003, L 268 (uitgifte: 01-01-2003, regelingnummer: 1829/2003)
- Inwerkingtreding
07-11-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-09-2003, PbEU 2003, L 268 (uitgifte: 01-01-2003, regelingnummer: 1829/2003)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
De lidstaten dragen er zorg voor dat een ras slechts wordt toegelaten indien het onderscheidbaar, bestendig en voldoende homogeen is.
Bij cichorei voor de industrie moet het ras voldoende cultuuren gebruikswaarde hebben.
2.
Genetisch gemodificeerde rassen in de zin van artikel 2, punten 1 en 2, van Richtlijn 90/220/EEG mogen alleen worden toegelaten wanneer alle passende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu.
3.
Indien voorts van een plantenras afgeleid materiaal bestemd is voor gebruik als levensmiddel dat valt onder artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (*), of als diervoeder dat valt onder artikel 15 van die verordening, mag dat ras alleen worden toegelaten als het overeenkomstig die verordening is goedgekeurd.
4.
In het belang van de instandhouding van plantaardige genetische bronnen zoals bedoeld in artikel 44, lid 2, kunnen de lidstaten afwijken van de aanvaardingscriteria in het eerste lid, mits er specifieke voorwaarden worden gesteld overeenkomstig de in artikel 46, lid 2, bedoelde procedure met inachtneming van de vereisten van artikel 44, lid 3.
Voetnoten
PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.