Richtlijn 2002/55/EG betreffende het in de handel brengen van groentezaad
Artikel 44
Geldend vanaf 09-08-2002
- Bronpublicatie:
13-06-2002, PbEG 2002, L 193 (uitgifte: 20-07-2002, regelingnummer: 2002/55/EG)
- Inwerkingtreding
09-08-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2002, PbEG 2002, L 193 (uitgifte: 20-07-2002, regelingnummer: 2002/55/EG)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde procedure worden specifieke voorwaarden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen in verband met de voorwaarden waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht.
2.
Volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde procedure worden specifieke voorwaarden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen door middel van het kweken en in de handel brengen van zaden van:
- a)
landrassen en rassen die van oudsher op bepaalde plaatsen en in bepaalde regio's werden gekweekt en die bedreigd worden met genetische erosie, onverminderd het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1467/94 van de Raad van 20 juni 1994 inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw (1);
- b)
rassen die geen intrinsieke waarde hebben voor de commerciële productie van gewassen doch die ontwikkeld zijn met het oog op de teelt onder bijzondere omstandigheden.
3.
De in lid 2 bedoelde specifieke voorwaarden, behelzen met name de volgende punten:
- a)
in het in lid 2, onder a), genoemde geval worden de landrassen en rassen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn toegelaten. Met name wordt rekening gehouden met de resultaten van niet-officiële tests en de kennis die vergaard is uit de praktische ervaring die is opgedaan tijdens de teelt, de vermeerdering en het gebruik en de nauwkeurige beschrijvingen van de rassen en hun relevante omschrijvingen zoals deze aan de betrokken lidstaat zijn medegedeeld; als deze toereikend zijn, volgt vrijstelling van het vereiste omtrent het officiële onderzoek. Na toelating van zo'n landras of ras zal dit landras of ras als ‘instandhoudingsras’ in de gemeenschappelijke rassenlijst worden opgenomen;
- b)
in de in lid 2, onder a) en b), bedoelde gevallen, gepaste kwantitatieve beperkingen.
Voetnoten
PB L 159 van 28.6.1994, blz. 1.