Einde inhoudsopgave
Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen
Artikel 33b
Geldend
Geldend vanaf 15-03-2022
- Bronpublicatie:
16-02-2022, Stb. 2019, 400 jo Stb. 2022, 99 (uitgifte: 01-03-2022, kamerstukken: 35587)
24-10-2019, Stb. 2019, 400 jo Stb. 2022, 99 (uitgifte: 11-11-2019, kamerstukken: 35043)
16-02-2022, Stb. 2019, 400 jo Stb. 2022, 99 (uitgifte: 01-03-2022, kamerstukken: 35587)
24-10-2019, Stb. 2019, 400 jo Stb. 2022, 99 (uitgifte: 11-11-2019, kamerstukken: 35043)
- Inwerkingtreding
15-03-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-03-2022, Stb. 2022, 112 (uitgifte: 14-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
08-03-2022, Stb. 2022, 112 (uitgifte: 14-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Medische ethiek
1.
Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete van ten hoogste € 150.000,–:
- a.
indien het wetenschappelijk onderzoek met medische hulpmiddelen betreft, ter handhaving van de artikelen 62, eerste, derde en vierde lid, onderdelen g en h, zesde lid, 63, met uitzondering van het zevende lid, 64, eerste lid, 65, 66, 69, met uitzondering van het eerste lid, 72, eerste en tweede lid, 75, met uitzondering van het tweede en vierde lid, 77, met uitzondering van het tweede en zesde lid, en 80 van Verordening (EU) 2017/745 en van de artikelen 57, 58, eerste, tweede, derde en vijfde lid, onderdelen f en g, zevende lid, 59, met uitzondering van het zevende lid, 60, eerste lid, 61, met uitzondering van het tweede lid, 62, 65, met uitzondering van het eerste lid, 68, eerste en tweede lid, 71, met uitzondering van het tweede en vierde lid, 73, met uitzondering van het tweede en zesde lid, en 76 van Verordening (EU) 2017/746;
- b.
indien het wetenschappelijk onderzoek met geneesmiddelen betreft, ter handhaving van de artikelen 4, eerste volzin, 15, 28, aanhef en onderdelen c en d, 29, met uitzondering van het zevende en achtste lid, 30, 31, eerste lid, 32, eerste en derde lid, 33, 38, eerste lid, 41, 42, 47, eerste en tweede volzin, 48, 49, 52, met uitzondering van het tweede lid, 54, eerste en tweede lid, 76, tweede lid, en 90, laatste volzin, van Verordening (EU) 536/2014;
- c.
indien het ander wetenschappelijk onderzoek betreft, ter handhaving van de artikelen 2, eerste of tweede lid, 4, 5, 6, eerste lid, 7, eerste en derde lid, 10, met uitzondering van het zesde en zevende lid, 11, 12 en 13 van deze wet.
2.
Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete van ten hoogste € 33.500,– ter handhaving van de artikelen 36, 37, 43, eerste lid, 53 en 58, eerste volzin, van Verordening (EU) 536/2014.