Einde inhoudsopgave
Regeling voertuigen
Artikel 8.4.4 [Maximale fout]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2009
- Redactionele toelichting
Deze regeling treedt tegelijk in werking met het Besluit voertuigen (21-02-2009, Stb. 143).
- Bronpublicatie:
10-04-2009, Stcrt. 2009, 81 (uitgifte: 29-04-2009, regelingnummer: CEND/HDJZ-2009/388)
- Inwerkingtreding
01-05-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-04-2009, Stb. 2009, 184 (uitgifte: 01-01-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De in de volgende leden opgenomen eisen worden getoetst ten opzichte van het verloop van de roetuitstoot als functie van de tijd, zoals dit verloop bij de maximale gasstroomsnelheid optreedt.
2.
De maximale fout van de roetmeter wordt gecontroleerd door vergelijking met een standaard roetmeter voor roetuitstoot door een representatief aantal personenauto's en bedrijfsauto's. De fout in de waarde gepresenteerd door of berekend uit het signaal van de testconnector mag niet meer bedragen dan 0,3 m-1 + 5%. Deze maximale fout geldt voor een roetpiek met een breedte van ten minste 0,25 seconde en een vlakheid binnen 20% van de gemiddelde waarde binnen deze 0,25 seconde.
3.
De specifieke fysische responsie van de roetmeter moet zodanig zijn aangevuld met een elektrisch correctiefilter, dat de piekwaarde zoals deze kan worden bepaald uit het op de testaansluiting gepresenteerde meetsignaal, niet meer dan 5% afwijkt van de waarde die zou worden verkregen indien de fysische responsie een verwaarloosbare invloed zou hebben en de werkelijke waarde van de roetpiek uitsluitend zou worden gereduceerd door een eerste orde elektrisch filter dat in 0,4 seconde 90% van een stapvormige verandering aanwijst. Deze eis geldt voor een willekeurige vorm van de roetpiek zoals deze onder praktische omstandigheden kan worden verkregen.
4.
De roetmeter moet zijn voorzien van een elektrisch filter dat volgens een vaste karakteristiek het meetsignaal beïnvloedt. Dit filter moet zijn opgenomen in het meetsignaal dat de waarde van de genormeerde opaciteit weergeeft. Dit hoofdfilter moet beantwoorden aan de volgende karakteristiek:
Nu = Ni * (1 − e (t/τ) )
Hierin is:
Ni het ingangssignaal van het filter;
Nu het uitgangssignaal van het filter;
t de tijd in seconden;
τ de filterconstante in seconden;
De nominale waarde voor τ hierin is:
τ = (1/Ln(10)) )
De tolerantie van de karakteristiek van het hoofdfilter wordt begrensd door de karakteristieken gevonden voor τ = 0,44 s en τ = 0,43 s.
De overeenkomstige karakteristiek in numerieke vorm wordt weergegeven door:
Yn = (1 − δ) * Xn + δ * Yn−1
Hierin geldt voor δ de volgende waarde:
δ = 10−ts
In het bovenstaande is ts de bemonsteringstijd in seconden van de ingangsgrootheid X en de waarde Y is de uitgangsgrootheid van het filter. De index n stelt het volgnummer van de bemonstering voor.
5.
De maximale verschuiving van de aanwijzing zonder doorvoer van uitlaatgas bij de aanwijzing 0% en 100% opaciteit mag niet meer bedragen dan 1% ongecorrigeerde opaciteit per uur of, indien justering als bedoeld in artikel 8.4.3, onderdeel b, na een bepaald tijdsinterval plaatsvindt, niet meer dan 0,5% ongecorrigeerde opaciteit over dit tijdsinterval.