Einde inhoudsopgave
Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties
Artikel 3:14 (tenuitvoerlegging)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
22-02-2017, Stb. 2017, 82 (uitgifte: 09-03-2017, kamerstukken: 34086)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stb. 2019, 507 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Overdracht en overname strafvervolging
Materieel strafrecht / Sancties
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Nadat de rechterlijke uitspraak is erkend, draagt het openbaar ministerie er zorg voor dat deze zo spoedig mogelijk, overeenkomstig de regels van het Nederlandse recht en met inachtneming van de erkenningsbeslissing, ten uitvoer wordt gelegd.
2.
Met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak wordt niet begonnen dan nadat tien dagen zijn verstreken na de kennisgeving aan de bevoegde autoriteit in de uitvaardigende lidstaat, bedoeld in artikel 3:10, tweede lid, tenzij deze autoriteit vóór het verstrijken van deze termijn heeft aangegeven het certificaat niet in te trekken.
3.
Voor zover de opdracht hiertoe niet reeds uit de rechterlijke uitspraak voortvloeit, kan het openbaar ministerie aan een krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen reclasseringsinstelling opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de aan de veroordeelde opgelegde verplichtingen en hem ten behoeve daarvan te begeleiden.
4.
De proeftijd vangt aan op de dag van de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:10, derde lid. De proeftijd wordt verkort met de tijd dat deze in de uitvaardigende lidstaat heeft gelopen.
5.
In afwijking van artikel 6:6:19 van het Wetboek van Strafvordering is de rechtbank in het arrondissement waar toezicht wordt gehouden op de naleving van de aan de veroordeelde opgelegde verplichtingen bevoegd tot het nemen van de in dat artikel genoemde beslissingen. In afwijking van artikel 6:6:1 van het Wetboek van Strafvordering is tot behandeling van de vordering bevoegd de rechtbank in het arrondissement waar toezicht wordt gehouden op de naleving van de aan de veroordeelde opgelegde verplichtingen.
6.
In afwijking van artikel 6:6:1 van het Wetboek van Strafvordering is tot kennisneming van de vordering bevoegd de rechtbank in het arrondissement waar toezicht wordt gehouden op de naleving van de aan de veroordeelde opgelegde verplichtingen.
7.
Indien de erkenning ertoe strekt dat een taakstraf ten uitvoer wordt gelegd, vangt de termijn, bedoeld in artikel 6:3:1, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, aan op de dag van de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:10, derde lid.
8.
In afwijking van artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering wordt het bezwaarschrift ingediend bij de rechtbank in het arrondissement waar de tenuitvoerlegging van de taakstraf plaatsvindt.