Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 55d [Middelenonderzoek]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
28-09-2016, Stb. 2016, 353 (uitgifte: 07-10-2016, kamerstukken: 33799)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-11-2016, Stb. 2016, 455 (uitgifte: 30-11-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
1.
De opsporingsambtenaren, bedoeld in artikel 141, onder a tot en met c, kunnen in het belang van het onderzoek bevelen dat een aangehouden verdachte van een geweldsmisdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en dat bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen of een aangehouden verdachte van een misdrijf als bedoeld in de artikelen 307, eerste lid, en 308, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, medewerking verleent aan:
- a.
een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht of een onderzoek naar de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties ter vaststelling van het gebruik van alcohol;
- b.
een onderzoek van speeksel of een onderzoek naar de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties ter vaststelling van het gebruik van andere middelen als bedoeld in het vierde lid dan alcohol.
2.
Het bevel, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen gegeven indien uit aanwijzingen blijkt dat de verdachte het geweldsmisdrijf, bedoeld in het eerste lid, onder invloed van alcohol of andere middelen als bedoeld in het vierde lid heeft gepleegd.
3.
Het bevel, bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt niet gericht tegen de verdachte van wie aannemelijk is dat het verlenen van medewerking aan een ademonderzoek voor hem om bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk is.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur worden de andere middelen dan alcohol aangewezen die tot gewelddadig gedrag kunnen leiden en de grenswaarden voor die middelen en alcohol vastgesteld. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de uitvoering van de onderzoeken, bedoeld in het eerste lid.