Einde inhoudsopgave
Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Artikel 32 Periodieke toepassing
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2014. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-09-2013
- Bronpublicatie:
04-02-2014, Stb. 2014, 91 (uitgifte: 28-02-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2014, terugwerkend tot: 01-09-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-02-2014, Stb. 2014, 91 (uitgifte: 28-02-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Algemeen
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
Degene die een gewasbeschermingsmiddel, onderscheidenlijk biocide toepast, meldt het voornemen tot toepassing bij Onze Minister van Economische Zaken, onderscheidenlijk Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, indien bij de toelating is bepaald dat voornoemd gewasbeschermingsmiddel, onderscheidenlijk biocide niet in twee opeenvolgende jaren mag worden toegepast.
2.
Onze Minister van Economische Zaken, onderscheidenlijk Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, verstrekt een ontvangstbewijs van de melding aan de melder.
3.
Het voornemen tot toepassing van een gewasbeschermingsmiddel, onderscheidenlijk biocide wordt eveneens bij Onze Minister van Economische Zaken, onderscheidenlijk Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, gemeld, voor zover voor de toepassing van een gewasbeschermingsmiddel of biocide in afwijking van de toelating, bedoeld in het eerste lid:
- a.
een vrijstelling is verleend voor een proef of experiment als bedoeld in artikel 37, eerste lid, of artikel 64, eerste lid, van de wet,
- b.
een vrijstelling is verleend op grond van artikel 38 of artikel 46, eerste lid, van de wet.
4.
Onze Minister stelt bij ministeriële regeling regels inzake:
- a.
de wijze waarop een melding wordt gedaan of ingetrokken;
- b.
de termijn voorafgaand aan de toepassing van het gewasbeschermingsmiddel of de biocide waar binnen een melding wordt gedaan,
- c.
de geldigheidsduur van de melding, en
- d.
de gegevens die bij de melding worden verstrekt.
5.
De aanvrager verstrekt het ontvangstbewijs, bedoeld in het tweede lid, aan de distributeur van het gewasbeschermingsmiddel bij de ontvangst van het gewasbeschermingsmiddel. De distributeur geeft een getekend afschrift van het ontvangstbewijs aan de melder.
6.
De melder, onderscheidenlijk de distributeur, bewaart het getekende afschrift van het ontvangstbewijs, onderscheidenlijk het ontvangstbewijs in zijn administratie.