Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten
Artikel III Bedreigde trekkende soorten: Bijlage I
Geldend
Geldend vanaf 01-11-1983
- Redactionele toelichting
Dit artikel is gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 1997, 9).
- Bronpublicatie:
23-06-1979, Trb. 1981, 6 (uitgifte: 09-01-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-1983
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-10-1983, Trb. 1983, 151 (uitgifte: 20-10-1983, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
In Bijlage I worden de bedreigde trekkende soorten vermeld.
2.
Een trekkende soort kan in Bijlage I worden vermeld, mits op grond van betrouwbare gegevens, met inbegrip van de beste wetenschappelijke gegevens die beschikbaar zijn, is vastgesteld dat deze soort wordt bedreigd.
3.
Een trekkende soort kan van de lijst in Bijlage I worden afgevoerd wanneer de Conferentie der Partijen vaststelt:
- a.
dat uit betrouwbare gegevens, met inbegrip van de beste wetenschappelijke gegevens die beschikbaar zijn, blijkt dat deze soort niet langer wordt bedreigd;
- b.
dat deze soort niet het gevaar loopt opnieuw te worden bedreigd wanneer deze van de lijst in Bijlage I wordt afgevoerd en dientengevolge niet meer wordt beschermd.
4.
De Partijen die Staten zijn die deel uitmaken van het verspreidingsgebied van een trekkende soort die in Bijlage I is vermeld, stellen alles in het werk om:
- a.
de leefgebieden van deze soort die van belang zijn om het dreigend gevaar van uitsterven af te wenden, te behouden, en, waar dit mogelijk en passend is, in hun oude staat terug te brengen;
- b.
de negatieve gevolgen van activiteiten of hindernissen die de trek van bedoelde soort ernstig belemmeren of onmogelijk maken, naar gelang van de situatie te voorkomen, weg te nemen, te compenseren of te verkleinen; en
- c.
voor zover dit mogelijk en passend is, die invloeden te voorkomen, te verzachten of in de hand te houden, die deze soort bedreigen of ernstiger kunnen gaan bedreigen, met name door toezicht te houden op het uitzetten van uitheemse soorten of door reeds aanwezige uitheemse soorten strikt in de hand te houden of uit te roeien.
5.
De Partijen die Staten zijn die deel uitmaken van het verspreidingsgebied van een in Bijlage I vermelde trekkende soort, verbieden het onttrekken van dieren aan de populatie van deze soort. Van dit verbod mag slechts worden afgeweken indien:
- a.
het onttrekken voor wetenschappelijke doeleinden geschiedt;
- b.
het onttrekken geschiedt met het oogmerk verbetering te brengen in de voortplanting of het voortbestaan van deze soort;
- c.
het onttrekken geschiedt om aan de behoeften van hen voor wie deze soort vanouds een gebruikelijk middel van bestaan vertegenwoordigt, te voldoen; of
- d.
bijzondere omstandigheden zulks vereisen;
mits deze uitzonderingen, wat de aard ervan betreft, nauwkeurig zijn omschreven en beperkt blijven in ruimte en tijd en geen nadelige gevolgen hebben voor deze soort.
6.
De Conferentie der Partijen kan de Partijen die Staten zijn die deel uitmaken van het verspreidingsgebied van een trekkende soort die in Bijlage I is vermeld, aanbevelen iedere andere maatregel te nemen die voor het voortbestaan van deze soort bevorderlijk wordt geacht.
7.
De Partijen doen zo spoedig mogelijk het Secretariaat mededeling van iedere uitzondering, toegestaan krachtens het bepaalde in het vijfde lid van dit artikel.