Einde inhoudsopgave
Ziektewet
Artikel 29a [Ziekengeld bij ongeschiktheid t.g.v. zwangerschap]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
04-10-2012, Stb. 2012, 464 (uitgifte: 12-10-2012, kamerstukken: 33241)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-10-2012, Stb. 2012, 483 (uitgifte: 19-10-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Verzekeringen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Uitkeringsvoorwaarden
1.
De vrouwelijke verzekerde heeft, indien zij, voorafgaand aan de dag waarop zij recht heeft op uitkering op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8, tweede lid, of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg, ongeschikt wordt tot het verrichten van haar arbeid en die ongeschiktheid haar oorzaak vindt in de zwangerschap recht op ziekengeld ter hoogte van haar dagloon vanaf de eerste dag waarop die ongeschiktheid bestaat.
2.
De vrouwelijke verzekerde die in de periode, waarin zij recht had kunnen hebben op uitkering op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8, tweede lid, of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg doch die uitkering nog niet is aangevangen, wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid, heeft recht op ziekengeld ter hoogte van haar dagloon. Dit ziekengeld wordt uitgekeerd vanaf de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken.
3.
De vrouwelijke verzekerde heeft geen recht op ziekengeld over perioden waarover zij uitkering op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8, eerste lid, of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg geniet.
4.
Nadat het recht op uitkering op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8, derde lid, of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg is geëindigd, heeft de vrouwelijke verzekerde, indien zij aansluitend ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid en die ongeschiktheid haar oorzaak vindt in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap, recht op ziekengeld ter hoogte van haar dagloon, zolang die ongeschiktheid duurt, doch ten hoogste gedurende 104 aaneengesloten weken. Dit ziekengeld wordt uitgekeerd vanaf de eerste dag nadat het recht op uitkering, bedoeld in de eerste zin, is geëindigd.
5.
Artikel 29, vijfde lid, blijft buiten toepassing ten aanzien van de vrouwelijke verzekerde die, op grond van het tweede of vierde lid van dit artikel, recht heeft op ziekengeld ter hoogte van haar dagloon.
6.
De artikelen 29g en 30 blijven buiten toepassing ten aanzien van de vrouwelijke verzekerde die op grond van het eerste of tweede lid recht heeft op ziekengeld.