Einde inhoudsopgave
Europees Vestigingsverdrag
Artikel 21
Geldend
Geldend vanaf 23-02-1965
- Bronpublicatie:
13-12-1955, Trb. 1957, 20 (uitgifte: 11-02-1957, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
23-02-1965
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-04-1970, Trb. 1970, 56 (uitgifte: 01-01-1970, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
1.
Onder voorbehoud van de bepalingen inzake dubbele belasting vervat in reeds gesloten of nog te sluiten overeenkomsten, worden onderdanen van een Verdragsluitende Partij op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij niet onderworpen aan andere, hogere of drukkender rechten, heffingen, belastingen of bijdragen, hoe ook genaamd, dan die welke onder soortgelijke omstandigheden van onderdanen van laatstgenoemde Partij worden gevorderd; zij hebben in het bijzonder recht op verminderingen of vrijstellingen van belastingen of heffingen en op alle aftrekken met inbegrip van aftrekken voor gezinsleden.
2.
Een Verdragsluitende Partij legt aan onderdanen van een andere Partij geen verblijfsbelasting op welke niet van haar eigen onderdanen wordt geëist. Deze bepaling verhindert echter niet dat in daarvoor in aanmerking komende gevallen heffingen worden gevorderd welke verband houden met administratieve formaliteiten zoals de afgifte van vergunningen en machtigingen welker bezit voor vreemdelingen is vereist, met dien verstande echter dat die heffingen niet hoger mogen zijn dan de aan zodanige formaliteiten verbonden kosten.