Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994
Artikel 30
Geldend
Geldend vanaf 01-04-1995
- Redactionele toelichting
Dit besluit treedt tegelijk in werking met de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (16-12-1993, Stb. 1994/17).
- Bronpublicatie:
30-03-1995, Stb. 1995, 153 (uitgifte: 31-03-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-03-1995, Stb. 1995, 152 (uitgifte: 01-01-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingheffing van motorrijtuigen (V)
Belastingheffing van motorrijtuigen / Motorrijtuigenbelasting
1.
Voor motorrijtuigen waarvoor tot 1 april 1995 een vrijstelling van belasting gold op grond van artikel 9 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966, en waarvoor op grond van de artikelen 71 tot en met 73 van de wet aanspraak op een vrijstelling kan worden gemaakt, geldt in afwijking van artikel 27 dat:
- a.
indien de vrijstelling onder de voorwaarde van een vergunning van de inspecteur is verleend, het verzoek om vrijstelling wordt ingediend vóór de datum waarop de vergunning afloopt, dan wel, indien de vergunning voor onbepaalde tijd is afgegeven, vóór 1 juli 1995;
- b.
indien de vrijstelling niet onder de voorwaarde van een vergunning is verleend, de verklaringen, bedoeld in artikel 27, derde en vierde lid, worden overgelegd vóór 1 juli 1995.
2.
In de in het eerste lid genoemde gevallen wordt de vrijstelling geacht te zijn verleend op grond van de wet tot de in het eerste lid genoemde tijdstippen.