Einde inhoudsopgave
Telecommunicatiewet
Artikel 3.14 [Vergunningvoorschriften]
Geldend
Geldend vanaf 02-03-2022
- Bronpublicatie:
16-02-2022, Stb. 2022, 83 (uitgifte: 23-02-2022, kamerstukken: 35865)
- Inwerkingtreding
02-03-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-02-2022, Stb. 2022, 95 (uitgifte: 01-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
In het belang van een optimale verdeling en een doelmatig gebruik van frequentieruimte kan een vergunning onder beperkingen worden verleend en kunnen er voorschriften aan worden verbonden.
2.
Onverminderd het eerste lid kan aan een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van elektronische communicatienetwerken en- diensten het voorschrift worden verbonden dat de frequentieruimte waarop de vergunning betrekking heeft, moet worden gebruikt voor de verzorging van bij de vergunning aan te wijzen diensten, voor zover dat nodig is voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang. In dat geval kunnen de in het eerste lid bedoelde beperkingen en voorschriften tevens betrekking hebben op het belang van een goede dienstverlening.
3.
Als redenen van algemeen belang als bedoeld in het tweede lid, worden in ieder geval aangemerkt:
- a.
de veiligheid van het menselijk leven;
- b.
het bevorderen van de sociale, regionale of territoriale samenhang;
- c.
het doelmatig gebruik van frequentieruimte;
- d.
de bevordering van culturele en taalkundige diversiteit en pluralisme van de media.
4.
Onverminderd het eerste lid kan aan een vergunning het voorschrift worden verbonden dat de frequentieruimte waarop de vergunning betrekking heeft moet worden gebruikt voor de toepassing van bij de vergunning aan te wijzen technologieën, indien dat nodig is om:
- a.
schadelijke interferentie te vermijden;
- b.
de volksgezondheid te beschermen tegen elektromagnetische velden;
- c.
de technische kwaliteit van de dienst te garanderen;
- d.
te zorgen voor zoveel mogelijk gedeeld gebruik van de radiofrequenties;
- e.
een doelmatige gebruik van frequentieruimte te waarborgen;
- f.
een doelstelling van algemeen belang zoals bedoeld in het derde lid, te verwezenlijken.
5.
Indien een voorschrift als bedoeld in het tweede en vierde lid is opgelegd, onderzoekt Onze Minister geregeld of het voorschrift nog noodzakelijk is voor de verwezenlijking van een van de in het tweede en vierde lid genoemde doelstellingen. Hij maakt het resultaat van dit onderzoek bekend en past zo nodig de vergunning aan.