Einde inhoudsopgave
Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet
Artikel 16
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
21-11-2023, Stcrt. 2023, 32708 (uitgifte: 29-11-2023, regelingnummer: 3721838-1056629-WJZ)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-11-2023, Stcrt. 2023, 32708 (uitgifte: 29-11-2023, regelingnummer: 3721838-1056629-WJZ)
- Vakgebied(en)
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden met inachtneming van de volgende leden regelen vastgesteld betreffende de inkomsten, die voor verrekening met het buitengewoon pensioen in aanmerking komen.
2
a.
De inkomsten van de betrokkene worden op het buitengewoon pensioen in mindering gebracht voor het bedrag, waarmede het buitengewoon pensioen, ongeacht de vermeerdering of vergoeding ingevolge de artikelen 12, 13, 14 en 15, vermeerderd met de inkomsten uit vermogen, alsmede met 75% van het genoten pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1965, 429) en de uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet en 70% van de overige inkomsten de grondslag, waarover het buitengewoon pensioen is berekend, overschrijdt.
b.
Tot de inkomsten van betrokkene als bedoeld onder a worden niet gerekend:
- 1e.
inkomsten uit arbeid indien de betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt;
- 2e.
inkomsten uit arbeid, arbeidsvervangende inkomsten en inkomsten uit onderneming van zijn echtgenoot;
- 3e.
inkomsten uit vermogen, tot een bedrag van elfhonderd euro en negenenzestig eurocent.
3.
Indien op grond van hetzelfde feit, als waaraan het genot van een buitengewoon pensioen wordt ontleend, gelijktijdig een uitkering, een pensioen of andere inkomsten worden genoten ten laste van het Rijk, de Republiek Suriname, de Nederlandse Antillen, Aruba, de Republiek Indonesië, een publiekrechtelijk lichaam in een van deze gebieden of een door het openbaar gezag aldaar ingesteld fonds, wordt het bedrag van het buitengewoon pensioen, ongeacht de vermeerdering of vergoeding ingevolge de artikelen 12, 13, 14 en 15, met het bedrag van die uitkering, dat pensioen of die andere inkomsten verminderd, nadat daarvan is afgetrokken het bedrag der compensatie ter zake van de premie ingevolge de Wet financiering sociale verzekeringen, hetwelk daarin is of naar de voor de buitengewone pensioen geldende wettelijke maatstaven moet worden geacht te zijn begrepen. Voor zover echter die uitkering, dat pensioen of die andere inkomsten worden genoten uit hoofde van een vrijwillige verzekering, welke werd gesloten op grond van een wettelijk verleende bevoegdheid, of uit hoofde van een verplichte verzekering, welke voor eigen rekening is voortgezet, en door de Sociale verzekeringsbank als zodanig wordt aangemerkt, dan wel krachtens een wettelijke regeling van overeenkomstige strekking als de Ziektewet, is het bepaalde in de vorige volzin niet van toepassing. Indien onder het pensioen of andere inkomsten, bedoeld in de eerste volzin zijn begrepen bedragen, welke worden genoten krachtens in andere wettelijke regelingen voorkomende bepalingen van overeenkomstige strekking als die van de artikelen 12, 13, 14 en 15 worden die bedragen niet op het buitengewoon pensioen in mindering gebracht; is evenwel een vermeerdering of vergoeding ingevolge de artikelen 12, 13, 14 en 15 toegekend, dan wordt die vermeerdering of vergoeding verminderd met het bedrag, dat genoten wordt krachtens de met die artikelen overeenkomende bepalingen in andere wettelijke regelingen.
4.
Tot de inkomsten bedoeld in dit artikel worden niet gerekend uitkeringen onder welke benaming ook ingevolge of op de voet van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Stb. 1977, 494), de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (Stb. 1984, 94) en de Algemene Oorlogsongevallenregeling (Indonesië) (Stb. Ned.-Indië 1946, nr. 48) dan wel de kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (Stb. 1980, 1).