Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2017/541 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ
Artikel 24 Bijstand en steun aan terrorismeslachtoffers
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2017
- Bronpublicatie:
15-03-2017, PbEU 2017, L 88 (uitgifte: 31-03-2017, regelingnummer: 2017/541)
- Inwerkingtreding
20-04-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-03-2017, PbEU 2017, L 88 (uitgifte: 31-03-2017, regelingnummer: 2017/541)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Openbare orde en veiligheid / Hulpverlening
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
Openbare orde en veiligheid / Terrorismebestrijding
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat, in ieder geval ten aanzien van misdrijven die op het grondgebied van de lidstaat zijn gepleegd, een aangifte of klacht van het slachtoffer van terrorisme of een ander slachtoffer ten aanzien van de onder deze richtlijn vallende misdrijven geen noodzakelijke voorwaarde is voor het instellen van een onderzoek naar of een vervolging van die misdrijven.
2.
De lidstaten zorgen ervoor dat diensten voor slachtofferhulp die voorzien in de specifieke behoeften van terrorismeslachtoffers, beschikbaar zijn overeenkomstig Richtlijn 2012/29/EU en dat deze diensten onmiddellijk na een terroristische aanslag en zolang dat noodzakelijk is ter beschikking staan van deze slachtoffers. Deze diensten worden verleend naast of als geïntegreerd deel van de algemene diensten voor slachtofferhulp, die een beroep kunnen doen op bestaande instanties die gespecialiseerde ondersteuning verstrekken.
3.
De diensten voor slachtofferhulp zijn in staat terrorismeslachtoffers bijstand en ondersteuning te verlenen naargelang van hun specifieke behoeften. De diensten zijn vertrouwelijk, kosteloos en eenvoudig toegankelijk voor alle terrorismeslachtoffers. Het betreft met name:
- a)
emotionele en psychologische ondersteuning, zoals traumazorg en -counseling;
- b)
de verstrekking van advies en informatie over alle relevante juridische, praktische of financiële aangelegenheden, met inbegrip van het vergemakkelijken van de uitoefening van het recht op informatie van terrorismeslachtoffers, als bedoeld in artikel 26;
- c)
hulp bij eisen tot schadeloosstelling van terrorismeslachtoffers, die kunnen worden ingediend krachtens het nationale recht van de betrokken lidstaat.
4.
De lidstaten zorgen ervoor dat er mechanismen of protocollen voorhanden zijn die het mogelijk maken hulpdiensten voor terrorismeslachtoffers in te schakelen binnen hun nationale structuren voor noodhulpverlening. Dergelijke mechanismen of protocollen beogen de coördinatie van de betrokken autoriteiten, agentschappen en lichamen zodat ze in staat zijn volledig in te spelen op de behoeften van de slachtoffers en hun familieleden onmiddellijk na een terroristische aanslag en zolang dat noodzakelijk is, met inbegrip van adequate middelen ter vergemakkelijking van de identificatie van en de communicatie met de slachtoffers en hun families.
5.
De lidstaten zorgen ervoor dat, onmiddellijk na een terroristische aanslag en zolang dat noodzakelijk is, adequate medische behandeling wordt verstrekt aan terrorismeslachtoffers. De lidstaten behouden het recht om de verlening van medische zorg aan terrorismeslachtoffers te organiseren in overeenstemming met hun nationale gezondheidszorgstelsels.
6.
De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer terrorismeslachtoffers partij zijn in een strafproces, zij toegang hebben tot rechtsbijstand conform artikel 13 van Richtlijn 2012/29/EU. De lidstaten zorgen ervoor dat de ernst en de omstandigheden van het strafbaar feit worden meegewogen in de voorwaarden en de procedurevoorschriften op grond waarvan terrorismeslachtoffers toegang hebben tot rechtsbijstand in overeenstemming met het nationale recht.
7.
Deze richtlijn is van toepassing naast en onverminderd de in Richtlijn 2012/29/EU bedoelde maatregelen.