Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) Nr. 537/2014 specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang
Artikel 8 Opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling
Geldend
Geldend vanaf 16-06-2014
- Bronpublicatie:
16-04-2014, PbEU 2014, L 158 (uitgifte: 27-05-2014, regelingnummer: 537/2014)
- Inwerkingtreding
16-06-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-04-2014, PbEU 2014, L 158 (uitgifte: 27-05-2014, regelingnummer: 537/2014)
- Vakgebied(en)
Accounting / Algemeen
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
1.
Voordat de in de artikelen 10 en 11 genoemde verklaringen worden afgegeven, wordt een opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling (in dit artikel hierna ‘beoordeling’ genoemd) uitgevoerd om na te gaan of de wettelijke auditor of de voornaamste vennoot redelijkerwijs tot het oordeel en de conclusies kan zijn gekomen die zijn verwoord in het ontwerp van deze verklaringen.
2.
De beoordeling wordt uitgevoerd door een opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelaar (in dit artikel hierna ‘beoordelaar’ genoemd). De beoordelaar dient een wettelijke auditor te zijn die niet betrokken is bij de uitvoering van de wettelijke controle waarop de beoordeling betrekking heeft.
3.
Indien de controle wordt uitgevoerd door een auditkantoor waarvan alle wettelijke auditors betrokken waren bij de wettelijke controle of de wettelijke controle wordt uitgevoerd door een wettelijke auditor die geen vennoot of werknemer is van een auditkantoor, draagt hij, zij of het er, in afwijking van lid 2, zorg voor dat een andere wettelijke auditor een beoordeling uitvoert. De openbaarmaking van documenten of informatie aan de onafhankelijke beoordelaar in het kader van de toepassing van dit artikel vormt geen schending van het beroepsgeheim. Documenten en informatie die in het kader van de toepassing van dit artikel aan de beoordelaar worden meegedeeld, zijn onderworpen aan het beroepsgeheim.
4.
Bij de beoordeling legt de beoordelaar ten minste het volgende vast:
- a)
de mondelinge en schriftelijke informatie die door de wettelijke auditor of voornaamste vennoot is verstrekt ter ondersteuning van de wezenlijke oordelen, evenals de belangrijkste bevindingen van de uitgevoerde controleprocedures en de conclusies die uit deze bevindingen zijn getrokken, al dan niet op verzoek van de beoordelaar;
- b)
de oordelen van de wettelijke auditor of voornaamste vennoot, als verwoord in het ontwerp van de verklaringen als bedoeld in de artikelen 10 en 11.
5.
De beoordeling beoordeelt ten minste de volgende elementen:
- a)
de onafhankelijkheid van de wettelijke auditor of het auditkantoor ten opzichte van de gecontroleerde entiteit;
- b)
de significante risico's die relevant zijn voor de wettelijke controle en die de wettelijke auditor of de voornaamste vennoot tijdens de uitvoering van de wettelijke controle heeft gedetecteerd, en de maatregelen die hij heeft genomen om deze risico's adequaat te beheren;
- c)
de redenering van de wettelijke auditor of de voornaamste vennoot, in het bijzonder met betrekking tot het materialiteitsniveau en de onder b) genoemde significante risico's;
- d)
elk verzoek om advies aan externe deskundigen en de tenuitvoerlegging van dit advies;
- e)
de aard en het bereik van de gecorrigeerde en niet-gecorrigeerde afwijkingen in de financiële overzichten die tijdens de uitvoering van de controle zijn gedetecteerd;
- f)
de onderwerpen die zijn besproken met het auditcomité en het bestuurs- en/of toezichthoudend orgaan van de gecontroleerde entiteit;
- g)
de onderwerpen die zijn besproken met bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, met andere derde partijen;
- h)
of de door de beoordelaar uit het dossier geselecteerde documenten en informatie het oordeel van de wettelijke auditor of de voornaamste auditpartner dat is verwoord in het ontwerp van de verklaringen als bedoeld in de artikelen 10 en 11, ondersteunen.
6.
De beoordelaar bespreekt de resultaten van de beoordeling met de wettelijke auditor of de voornaamste vennoot. Het auditkantoor stelt procedures in om te bepalen op welke wijze een verschil van mening tussen de voornaamste vennoot en de beoordelaar moet worden geregeld.
7.
De wettelijke auditor of het auditkantoor en de beoordelaar leggen de uitkomsten van de beoordeling vast, alsmede de overwegingen achter deze uitkomsten.