Einde inhoudsopgave
Douane- en Accijnswet BES
Artikel 2.15
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2014
- Bronpublicatie:
16-10-2013, Stb. 2013, 413 (uitgifte: 25-10-2013, kamerstukken: 33637)
- Inwerkingtreding
01-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-10-2013, Stb. 2013, 413 (uitgifte: 25-10-2013, kamerstukken: 33637)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
1.
Aan ingeklaarde goederen en goederen in tijdelijke opslag wordt een van de volgende douanebestemmingen gegeven:
- a.
invoer;
- b.
tijdelijke invoer;
- c.
doorgaand vervoer;
- d.
douane-entrepot of handels- en dienstenentrepot;
- e.
actieve veredeling;
- f.
doorvoer, rechtstreeks zonder overlading dan wel met overlading; of
- g.
invoer met opslag in accijnsgoederenplaats.
2.
Anders dan in het geval van tijdelijke opslag, wordt de aangifte voor de douanebestemmingen, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk gedaan, doch uiterlijk binnen tweemaal vierentwintig uur na de indiening van de verklaring tot inklaring. Op verzoek van de aangever kan de inspecteur in naar zijn oordeel gerechtvaardigde gevallen toestaan dat deze termijn wordt verlengd met maximaal twee dagen.
3.
Het doorgaand vervoer van goederen geschiedt onder zekerheidstelling voor een eventuele douaneschuld.