Einde inhoudsopgave
Regeling acceptatie afvalstoffen op stortplaatsen
Artikel 25
Geldend
Geldend vanaf 21-07-2009
- Bronpublicatie:
09-07-2009, Stcrt. 2009, 10808 (uitgifte: 17-07-2009, regelingnummer: BJZ2009044653)
- Inwerkingtreding
21-07-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-07-2009, Stcrt. 2009, 10808 (uitgifte: 17-07-2009, regelingnummer: BJZ2009044653)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
1.
De monsterneming wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 5, met uitzondering van de daarin opgenomen verplichting met betrekking tot het gebruik van meetlint, piketten en machinale boor, de artikelen 6.1.1, 6.1.2, 6.1.3, 6.1.4, 6.2.3, 6.2.4, 6.2.6, met uitzondering van het daarin bepaalde met betrekking tot de wijze van controleren van het aantal grepen, 6.2.8, 6.2.9 en 6.2.10, met uitzondering van de daarin vermelde termijn voor monsteroverdracht, van het VKB-protocol 1004, met dien verstande dat van de te bemonsteren vracht vijf grepen worden genomen, waarbij de greepgrootte:
- a.
circa 220 cm3 bedraagt voor afvalstoffen waarvan 95 procent (v/v) of meer van de deeltjes kleiner zijn dan of gelijk zijn aan 20 mm;
- b.
circa 1.700 cm3 bedraagt voor andere afvalstoffen dan bedoeld onder a, waarvan 95 procent (v/v) of meer van de deeltjes kleiner zijn dan of gelijk zijn aan 40 mm;
- c.
circa 220 cm3 bedraagt voor andere afvalstoffen dan bedoeld onder a en b, waarvan minder dan 80 procent (v/v) van de deeltjes groter is dan 40 mm.
2.
De monsterneming wordt voor afvalstoffen als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, op een probabilistische wijze uitgevoerd. De monsterneming voor afvalstoffen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt uitsluitend uitgevoerd op de deeltjes die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan 40 mm en zo veel mogelijk op een probabilistische wijze.
3.
Een vracht wordt niet bemonsterd indien deze bestaat uit afvalstoffen waarvan 80 procent (v/v) of meer van de deeltjes groter zijn dan 40 mm.
4.
Indien een vracht niet wordt bemonsterd, wordt de eerstvolgende vracht voor monsterneming geselecteerd.