Einde inhoudsopgave
Algemene nabestaandenwet
Artikel 32c [Geen uitkering tijdens detentie]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2013
- Bronpublicatie:
28-03-2013, Stb. 2013, 115 (uitgifte: 29-03-2013, kamerstukken: 33318)
- Inwerkingtreding
01-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-03-2013, Stb. 2013, 116 (uitgifte: 29-03-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt behalve voor zover het betreft personen die voor 29-03-2013 recht hebben op een halfwezenuitkering in werking op 01-07-2013 en voor zover het betreft personen die voor 29-03-2013 recht hebben op een halfwezenuitkering op 01-10-2013.
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid nabestaanden / Nabestaandenuitkering
1.
Geen recht op nabestaandenuitkering ontstaat voor de nabestaande indien hem op de dag van het overlijden van de verzekerde, dan wel op de dag na afloop van de toepassing van artikel 32e met betrekking tot dat recht op uitkering, rechtens zijn vrijheid is ontnomen. Geen recht op wezenuitkering ontstaat voor het kind indien het op de dag van het overlijden van de verzekerde, dan wel op de dag na afloop van de toepassing van artikel 32e met betrekking tot dat recht op uitkering, rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
2.
Voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, ontstaat, onverminderd artikel 15 of 27, recht op nabestaandenuitkering of wezenuitkering vanaf de dag dat:
- a.
de nabestaande in vrijheid wordt gesteld en hij voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 14, eerste lid, of de voorwaarden bedoeld in artikel 66a, tweede lid, en onverminderd artikel 14, derde lid;
- b.
het kind in vrijheid wordt gesteld en het voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing en het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën personen waarbij tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel buiten een justitiële inrichting plaatsvindt.