Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2018/848 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007
Artikel 53 Afwijkingen, toelatingen en verslag
Geldend
Geldend vanaf 14-11-2020
- Bronpublicatie:
11-11-2020, PbEU 2020, L 381 (uitgifte: 13-11-2020, regelingnummer: 2020/1693)
- Inwerkingtreding
14-11-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-11-2020, PbEU 2020, L 381 (uitgifte: 13-11-2020, regelingnummer: 2020/1693)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Dierenwelzijn
1.
De afwijkingen van het gebruik van biologisch plantaardig teeltmateriaal, en van het gebruik van biologische dieren uit hoofde van bijlage II, deel I, punt 1.8.5 en van bijlage II, deel II, punten 1.3.4.3 en 1.3.4.4, met uitzondering van bijlage II, deel II, punt 1.3.4.4.2, verstrijken op 31 december 2036.
2.
Vanaf 1 januari 2029, is de Commissie, op basis van de conclusies met betrekking tot de beschikbaarheid van biologisch plantaardig teeltmateriaal en biologische dieren van het in lid 7 van dit artikel bedoelde verslag, bevoegd om overeenkomstig artikel 54 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze verordening door:
- a)
de afwijkingen bedoeld in bijlage II, deel I, punt 1.8.5 en van bijlage II, deel II, punten 1.3.4.3 en 1.3.4.4, met uitzondering van bijlage II, deel II, punt 1.3.4.4.2, op een eerdere datum dan 31 december 2036 te beëindigen, dan wel tot na die datum te verlengen, of
- b)
de afwijking bedoeld in bijlage II, deel II, punt 1.3.4.4.2 te beëindigen.
3.
Met ingang van 1 januari 2027 is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 54 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van artikel 26, lid 2, onder b), om de werkingssfeer van het in artikel 26, lid 2 bedoelde informatiesysteem uit te breiden naar jonge hennen, en tot wijziging van bijlage II, deel II, punt 1.3.4.3, om de afwijkingen met betrekking tot jonge hennen te baseren op de gegevens die overeenkomstig dit systeem zijn verzameld.
4.
Met ingang 1 januari 2026 is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 54 gedelegeerde handelingen vast te stellen om op basis van de informatie over de beschikbaarheid van biologische eiwithoudende diervoeders voor pluimvee en varkens die door de lidstaten beschikbaar wordt gesteld overeenkomstig lid 6 van dit artikel of in het verslag als bedoeld in lid 7 van dit artikel, de toelatingen om niet-biologische eiwithoudende diervoeders in de voeding van pluimvee en varkens op een eerdere datum dan de datum die is vastgelegd in bijlage II, deel II, punten 1.9.3.1, onder c), en 1.9.4.2, onder c), te beëindigen vóór 31 december 2026 of na deze datum te verlengen.
5.
Wanneer de Commissie de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde afwijkingen of toelatingen verlengt, doet zij dat slechts zolang zij over met name overeenkomstig lid 6 door de lidstaten verstrekte informatie beschikt die de niet-beschikbaarheid op de Uniemarkt van het betrokken plantaardig teeltmateriaal, de betrokken dieren of het betrokken diervoeder bevestigt.
6.
Uiterlijk op 30 juni van elk jaar stellen de lidstaten aan de Commissie en de andere lidstaten:
- a)
de informatie beschikbaar die wordt verstrekt in de databank, als bedoeld in artikel 26, lid 1, en in de systemen als bedoeld in artikel 26, lid 2, en, in voorkomend geval, in de systemen als bedoeld in artikel 26, lid 3;
- b)
de informatie beschikbaar over de afwijkingen die zijn toegekend overeenkomstig bijlage II, deel I, punt 1.8.5, en bijlage II, deel II, punten 1.3.4.3 en 1.3.4.4, en
- c)
de informatie beschikbaar over de beschikbaarheid op de Uniemarkt van biologische eiwithoudende diervoeders voor pluimvee en varkens en over de toelatingen die zijn verleend overeenkomstig bijlage II, deel II, punten 1.9.3.1, onder c), en 1.9.4.2, onder c).
7.
Uiterlijk op 31 december 2026 dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de beschikbaarheid op de Uniemarkt van, en in voorkomend geval, over de oorzaken van de beperkte toegang tot:
- a)
biologisch plantaardig teeltmateriaal;
- b)
biologische dieren die vallen onder de afwijkingen bedoeld in bijlage II, deel II, punten 1.3.4.3 en 1.3.4.4;
- c)
biologische eiwithoudende diervoeders die bestemd zijn voor het voederen van pluimvee en varkens die zijn onderworpen aan de toelatingen als bedoeld in bijlage II, deel II, punten 1.9.3.1, onder c), en 1.9.4.2, onder c).
Bij het opstellen van dat verslag houdt de Commissie met name rekening met de overeenkomstig artikel 26 verzamelde gegevens en met de informatie in verband met de in lid 6 van dit artikel bedoelde afwijkingen en toelatingen.