Richtlijn 2004/48/EG betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 20-05-2004
- Redactionele toelichting
Deze richtlijn is gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2004, L 195). De ondertekening is gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2007, L 204).
- Bronpublicatie:
29-04-2004, PbEU 2004, L 157 (uitgifte: 30-04-2004, regelingnummer: 2004/48/EG)
- Inwerkingtreding
20-05-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-04-2004, PbEU 2004, L 157 (uitgifte: 30-04-2004, regelingnummer: 2004/48/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Algemeen
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Voor de totstandbrenging van de interne markt moeten de beperkingen van het vrije verkeer en de verstoringen van de mededinging worden opgeheven en moet tegelijkertijd een gunstig klimaat voor innovatie en investeringen worden geschapen. In deze context is de bescherming van de intellectuele eigendom een essentieel element voor het welslagen van de interne markt. De bescherming van de intellectuele eigendom is niet alleen van belang voor het bevorderen van innovatie en creativiteit, maar ook voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de verbetering van het concurrentievermogen.
- (2)
De bescherming van de intellectuele eigendom moet de uitvinder of maker in staat stellen rechtmatig profijt van zijn uitvinding of schepping te trekken en bovendien een zo groot mogelijke verspreiding van werken, denkbeelden en nieuwe kennis mogelijk maken. Tegelijkertijd mag de bescherming van de intellectuele eigendom geen belemmering van de vrijheid van meningsuiting, het vrije verkeer van informatie of de bescherming van persoonsgegevens vormen, ook niet op het internet.
- (3)
Zonder doeltreffende middelen om intellectuele-eigendomsrechten te handhaven, worden innovatie en creativiteit echter ontmoedigd en investeringen verminderd. Er moet dus voor worden gezorgd dat het materiële recht inzake de intellectuele eigendom, dat tegenwoordig grotendeels onder het communautaire acquis valt, in de Gemeenschap doeltreffend wordt toegepast. In dit opzicht zijn de middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten voor het welslagen van de interne markt van wezenlijk belang.
- (4)
Op internationaal niveau zijn alle lidstaten, alsmede de Gemeenschap zelf voor de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden gebonden door de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (de ‘TRIPS-overeenkomst’), die bij Besluit 94/800/EG van de Raad (3) als onderdeel van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-ronde is goedgekeurd en in het kader van de Wereldhandelsorganisatie is afgesloten.
- (5)
De TRIPS-overeenkomst omvat met name bepalingen betreffende de middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten die gemeenschappelijke normen vormen die op internationaal vlak van toepassing zijn en in alle lidstaten ten uitvoer worden gelegd. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de internationale verplichtingen van de lidstaten, met inbegrip van de TRIPS-overeenkomst.
- (6)
Voorts bestaan er internationale verdragen waarbij alle lidstaten partij zijn en die ook bepalingen over de middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten bevatten. Dat geldt met name voor het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst en het Internationale Verdrag van Rome inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties.
- (7)
Uit de raadplegingen van de Commissie ter zake blijkt, dat er ondanks de TRIPS-overeenkomst nog belangrijke verschillen betreffende de middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten tussen de lidstaten bestaan. Zo lopen de regelingen voor de toepassing van de voorlopige maatregelen die met name worden gebruikt ter bescherming van bewijsmateriaal, de berekening van schadevergoeding of ook de regelingen om een rechterlijk bevel toe te passen van lidstaat tot lidstaat sterk uiteen. In sommige lidstaten bestaan geen maatregelen, procedures en rechtsmiddelen zoals het recht op informatie en het terugroepen op kosten van de inbreukmaker van de op de markt gebrachte inbreukmakende goederen.
- (8)
De verschillen tussen de regelingen van de lidstaten inzake de middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten zijn nadelig voor de goede werking van de interne markt en maken het onmogelijk te waarborgen dat de intellectuele-eigendomsrechten op het gehele grondgebied van de Gemeenschap een gelijkwaardige bescherming genieten. Deze situatie is niet bevorderlijk voor het vrije verkeer in de interne markt, noch voor scheppen van een gunstig klimaat voor gezonde mededinging.
- (9)
De huidige verschillen leiden ook tot verzwakking van het materiële recht inzake de intellectuele eigendom en fragmentering van de interne markt op dit gebied. Dit brengt verlies van vertrouwen van het bedrijfsleven in de interne markt en dientengevolge een vermindering van de investeringen in innoverende en scheppende activiteiten mee. Inbreuken blijken steeds vaker in verband te staan met de georganiseerde misdaad. De ontwikkeling van het gebruik van het internet maakt het mogelijk piraatproducten onmiddellijk en wereldwijd te verspreiden. De daadwerkelijke handhaving van het materiële recht inzake intellectuele eigendom moet door specifieke maatregelen op het niveau van de Gemeenschap worden gewaarborgd. De onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten op dit gebied wordt dan ook een fundamentele voorwaarde voor de goede werking van de interne markt.
- (10)
Het doel van deze richtlijn is de onderlinge aanpassing van deze wetgevingen teneinde een hoog, gelijkwaardig en homogeen niveau van bescherming in de interne markt te waarborgen.
- (11)
Deze richtlijn heeft niet ten doel geharmoniseerde regels betreffende justitiële samenwerking, rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken vast te stellen, noch over de toepasselijke wetgeving te handelen. Er zijn communautaire instrumenten die deze onderwerpen in het algemeen regelen en die, in beginsel, ook van toepassing zijn op de intellectuele eigendom.
- (12)
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de toepassing van de mededingingsregels, met name niet aan de artikelen 81 en 82 van het Verdrag. De bepalingen van deze richtlijn mogen niet worden gebruikt voor onrechtmatige, met het Verdrag strijdige concurrentiebeperking.
- (13)
De werkingssfeer van deze richtlijn dient zo breed mogelijk te worden vastgesteld, zodat zij alle intellectuele-eigendomsrechten omvat die onder de communautaire bepalingen op dit gebied en/of het nationaal recht van de betrokken lidstaat vallen. Dit vereiste vormt echter voor de lidstaten die dat wensen, geen belemmering de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn voor interne doeleinden uit te breiden tot handelingen die oneerlijke concurrentie vormen, waaronder het maken van illegale kopieën, of soortgelijke activiteiten.
- (14)
De maatregelen ingesteld bij artikel 6, lid 2, artikel 8, lid 1, en artikel 9, lid 2, moeten uitsluitend van toepassing zijn op handelingen die op commerciële schaal worden verricht. Dit neemt niet weg dat de lidstaten deze maatregelen ook op andere handelingen moeten kunnen toepassen. Op commerciële schaal verrichte handelingen zijn handelingen waarmee rechtstreeks of onrechtstreeks economisch of commercieel voordeel wordt beoogd; normaliter sluit dit handelingen van eindgebruikers te goeder trouw uit.
- (15)
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het materiële recht inzake intellectuele eigendom, noch aan Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4), Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (5) en Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (6).
- (16)
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bijzondere bepalingen in de communautaire regelgeving die betrekking hebben op de handhaving van rechten en op de uitzonderingen op het gebied van het auteursrecht en de naburige rechten, met name niet aan de bepalingen van Richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (7), noch aan Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij(8).
- (17)
De maatregelen, procedures en rechtsmiddelen waarin deze richtlijn voorziet, moeten in elk afzonderlijk geval zodanig worden vastgesteld dat naar behoren rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van dat geval, waaronder de specifieke kenmerken van elk intellectuele-eigendomsrecht en in voorkomend geval de opzettelijke of onopzettelijke aard van de inbreuk.
- (18)
Niet alleen rechthebbenden moeten bevoegd zijn toepassing van deze maatregelen, procedures en rechtsmiddelen te vragen, maar ook — voorzover dit toegelaten is door en in overeenstemming is met het toepasselijk recht — personen die een rechtstreeks belang hebben en juridisch bevoegd zijn, waaronder mogelijk professionele organisaties, belast met het beheer van die rechten of de verdediging van de collectieve en individuele belangen die zij behartigen.
- (19)
Daar het auteursrecht bestaat vanaf de schepping van een werk en hiervoor geen formele registratie noodzakelijk is, is het nuttig artikel 15 van de Berner Conventie te bevestigen, waarin het vermoeden is vastgelegd dat degene wiens naam op een letterkundig of artistiek werk is vermeld, als auteur van dat werk wordt beschouwd. Een soortgelijk vermoeden moet gelden voor de houders van naburige rechten, aangezien het vaak de houder van een naburig recht is, bijvoorbeeld een producent van fonogrammen, die zich bezig zal houden met verdediging van rechten en met piraterijbestrijding.
- (20)
Daar het bewijs een uiterst belangrijk element voor de vaststelling van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten is, moet ervoor worden gezorgd dat effectieve middelen voor het overleggen, verkrijgen en beschermen van bewijsmateriaal beschikbaar zijn. Bij deze procedures moeten de rechten van de verdediging worden geëerbiedigd en moeten de noodzakelijke waarborgen worden geboden, waaronder de bescherming van vertrouwelijke informatie. In het geval van inbreuken die op commerciële schaal plaatsvinden, is het voorts van belang dat de rechter desnoods inzage kan gelasten van bancaire, financiële of commerciële documenten waarover de vermeende inbreukmaker beschikt.
- (21)
Er bestaan in sommige lidstaten andere maatregelen om een hoog niveau van bescherming te waarborgen; deze moeten in alle lidstaten beschikbaar zijn. Dit geldt voor het recht op informatie waardoor waardevolle gegevens kunnen worden verkregen over de herkomst van de inbreukmakende goederen of diensten, de distributiekanalen en de identiteit van bij de inbreuk betrokken derden.
- (22)
Ook moet worden voorzien in voorlopige maatregelen om de inbreuk onmiddellijk te kunnen doen ophouden zonder op een beslissing ten gronde te wachten; hierbij moeten de rechten van de verdediging worden geëerbiedigd, moet worden toegezien op de evenredigheid van de voorlopige maatregelen naar gelang van het specifieke karakter van de desbetreffende zaak en moeten de noodzakelijke waarborgen worden geboden om de kosten en de schade te dekken die de verweerder door een ongerechtvaardigd verzoek heeft geleden. Deze maatregelen zijn met name gerechtvaardigd wanneer elk uitstel voor de houder van een intellectueel eigendomsrecht onherstelbare schade zou veroorzaken.
- (23)
Onverminderd andere ter beschikking staande maatregelen, procedures en rechtsmiddelen moeten rechthebbenden de mogelijkheid hebben te verzoeken dat een bevel wordt uitgevaardigd tegen een tussenpersoon wiens diensten door een derde worden gebruikt om inbreuk te maken op het industriële-eigendomsrecht van de rechthebbende. De voorwaarden voor en modaliteiten van deze bevelen moeten aan het nationale recht van de lidstaten worden overgelaten. Met betrekking tot inbreuken op auteursrechten en naburige rechten is al een grote mate van harmonisatie bewerkstelligd door Richtlijn 2001/29/EG. Aan artikel 8, lid 3, van die richtlijn dient dan ook door deze richtlijn geen afbreuk te worden gedaan.
- (24)
Afhankelijk van het geval en zo de omstandigheden het rechtvaardigen, moeten de vast te stellen maatregelen, procedures en rechtsmiddelen verbodsmaatregelen omvatten ter voorkoming van nieuwe inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten. Daarnaast dienen er, waar nodig op kosten van de inbreukmaker, corrigerende maatregelen te kunnen worden getroffen, zoals terugroeping, definitieve onttrekking aan het handelsverkeer, of vernietiging van de inbreukmakende goederen en, in voorkomend geval, van het materiaal en de hulpmiddelen waarvan hoofdzakelijk gebruik is gemaakt bij het scheppen of vervaardigen van de goederen. Deze corrigerende maatregelen moeten recht doen aan de belangen van derden, waaronder met name consumenten en private partijen die te goeder trouw handelen.
- (25)
De lidstaten moeten de keuze hebben om, voor het geval dat een inbreuk onopzettelijk en zonder nalatigheid is gepleegd en de bij deze richtlijn ingestelde corrigerende maatregelen of rechterlijke bevelen onevenredig zouden zijn, zo nodig als alternatieve maatregel te voorzien in de mogelijkheid van het toekennen van een geldelijke compensatie aan de benadeelde partij. Indien het commercieel gebruik van nagemaakte goederen of de levering van diensten een inbreuk vormt op een wet die niet tot het intellectuele-eigendomsrecht behoort, of de consumenten schade zouden kunnen berokkenen, dan blijft dat gebruik of die levering verboden.
- (26)
Ter vergoeding van de schade die het gevolg is van een inbreuk door een inbreukmaker die een activiteit verricht heeft terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten weten dat deze aanleiding zou geven tot een dergelijke inbreuk, moet het bedrag van de aan de rechthebbende toegekende schadevergoeding worden vastgesteld rekening houden met alle omstandigheden van het geval, zoals het door de rechthebbende geleden inkomensverlies of de door de inbreukmaker onrechtmatig gemaakte winst en, in voorkomend geval, de aan de rechthebbende toegebrachte morele schade. Als alternatief, bijvoorbeeld indien de feitelijke schade moeilijk te bepalen is, kan het bedrag van de schadevergoeding worden afgeleid uit elementen als het bedrag aan royalty's of vergoedingen dat verschuldigd zou zijn geweest indien de inbreukmaker toestemming had gevraagd om het intellectuele-eigendomsrecht te gebruiken. De bedoeling is niet een verplichting te introduceren om te voorzien in een niet-compensatoire schadevergoeding, maar wel schadeloosstelling mogelijk te maken die op een objectieve grondslag berust, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de kosten van de rechthebbende, bijvoorbeeld voor opsporing en onderzoek.
- (27)
Als extra afschrikking voor toekomstige inbreukmakers en als bijdrage tot de bewustmaking van het brede publiek, is het nuttig uitspraken in inbreukzaken over intellectuele eigendom bekend te maken.
- (28)
Naast de in deze richtlijn vastgelegde civiel- en bestuursrechtelijke maatregelen, procedures en rechtsmiddelen, zijn in bepaalde gevallen ook strafrechtelijke sancties een middel om intellectuele-eigendomsrechten te handhaven.
- (29)
De industrie moet actief deelnemen aan de strijd tegen piraterij en namaak. De ontwikkeling van gedragscodes in de rechtstreeks betrokken kringen vormt een aanvulling om het regelgevend kader te versterken. De lidstaten dienen in samenwerking met de Commissie de opstelling van gedragscodes in het algemeen te stimuleren. De controle op de vervaardiging van optische schijven, met name door middel van het aanbrengen van een identificatiecode op schijven die in de Gemeenschap zijn vervaardigd, draagt bij tot de beperking van het aantal inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten in deze in hoge mate onder piraterij lijdende sector. Niettemin mogen deze technische beschermingsmaatregelen niet worden misbruikt om markten af te schermen en parallelle invoer te voorkomen.
- (30)
Ten behoeve van de eenvormige toepassing van deze richtlijn is het aangewezen te voorzien in systemen voor de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie, met name door het opzetten van een netwerk van door de lidstaten aangewezen correspondenten en door middel van regelmatige evaluatierapporten over de toepassing van de richtlijn en over de doeltreffendheid van de maatregelen van de diverse nationale instanties.
- (31)
Aangezien de doelstellingen van de richtlijn om eerdergenoemde redenen het beste op Gemeenschapsniveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen noodzakelijk is om deze doelstellingen te bereiken.
- (32)
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name worden erkend door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze richtlijn beoogt meer bepaald te waarborgen dat de intellectuele eigendom volledig wordt geëerbiedigd overeenkomstig artikel 17, lid 2, van genoemd Handvest,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 32 van 5.2.2004, blz. 15.
Advies van het Europees Parlement van 9 maart 2004 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 26 april 2004.
PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1.
PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12.
PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.
PB L 122 van 17.5.1991, blz. 42. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 93/98/EEG (PB L 290 van 24.11.1993, blz. 9).
PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10.