Einde inhoudsopgave
Faillissementswet
Artikel 239 [Arbeidsovereenkomsten]
Geldend
Geldend vanaf 19-09-2018
- Bronpublicatie:
15-06-2018, Stb. 2018, 228 (uitgifte: 20-07-2018, kamerstukken: 34887)
- Inwerkingtreding
19-09-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-09-2018, Stb. 2018, 312 (uitgifte: 18-09-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Surseance van betaling
1.
Zodra de surseance een aanvang heeft genomen, kan de schuldenaar, met inachtneming van het bij artikel 228 bepaalde, aan werknemers in zijn dienst, de arbeidsovereenkomst opzeggen, met inachtneming van de overeengekomen of wettelijke termijnen, met dien verstande echter, dat in elk geval de arbeidsovereenkomst kan worden geëindigd door opzegging met een termijn van zes weken of, indien de termijn, omschreven in artikel 672 lid 2 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek langer is dan zes weken, met inachtneming van die termijn.
2.
Zodra de surseance een aanvang heeft genomen, behoeft bij opzegging der arbeidsovereenkomst door werknemers in dienst van de schuldenaar het bepaalde in artikel 672 lid 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet in acht te worden genomen.
3.
Van de aanvang der surseance af zijn het loon en de met de arbeidsovereenkomst samenhangende premieschulden boedelschuld.
4.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op agentuurovereenkomsten.