Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2023/1114 betreffende cryptoactivamarkten en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 1095/2010 en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/1937
Artikel 35 Eigenvermogensvereisten
Geldend
Geldend vanaf 29-06-2023
- Bronpublicatie:
31-05-2023, PbEU 2023, L 150 (uitgifte: 09-06-2023, regelingnummer: 2023/1114)
- Inwerkingtreding
29-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2023, PbEU 2023, L 150 (uitgifte: 09-06-2023, regelingnummer: 2023/1114)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Informatierecht / ICT
1.
Uitgevers van activagerelateerde tokens beschikken te allen tijde over een eigen vermogen dat gelijk is aan ten minste het hoogste van de volgende bedragen:
- a)
350 000 EUR;
- b)
2 % van het gemiddelde bedrag van de in artikel 36 bedoelde activareserve;
- c)
een kwart van de vaste kosten van het voorgaande jaar.
Voor de toepassing van punt b) van de eerste alinea wordt onder het gemiddelde bedrag van de activareserve verstaan het gemiddelde bedrag van de reserveactiva aan het eind van elke kalenderdag, berekend over de voorafgaande zes maanden.
Indien een uitgever meer dan één activagerelateerde token aanbiedt, is het in punt b) van de eerste alinea bedoelde bedrag de som van het gemiddelde bedrag van de reserveactiva die elke activagerelateerde token dekt.
Het in punt c) van de eerste alinea bedoelde bedrag wordt jaarlijks herzien en wordt berekend overeenkomstig artikel 67, lid 3.
2.
Het in lid 1 van dit artikel bedoelde eigen vermogen bestaat in de tier 1-kernkapitaalbestanddelen en -instrumenten als bedoeld in de artikelen 26 tot en met 30 van Verordening (EU) nr. 575/2013, na alle aftrekkingen overeenkomstig artikel 36 van die verordening, zonder de toepassing van de in artikel 46, lid 4, en artikel 48 van die verordening bedoelde vrijstellingsdrempels.
3.
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan van een uitgever van een activagerelateerde token verlangen dat hij een bedrag aan eigen vermogen aanhoudt dat tot 20 % hoger is dan het bedrag dat uit de toepassing van lid 1, eerste alinea, punt b), resulteert, indien een beoordeling van een van de volgende elementen duidt op een hoger risiconiveau:
- a)
- b)
de kwaliteit en volatiliteit van de in artikel 36 bedoelde activareserve;
- c)
de typen rechten die de uitgever van de activagerelateerde token overeenkomstig artikel 39 aan houders van de activagerelateerde token toekent;
- d)
indien de activareserve beleggingen omvat: de risico's van het beleggingsbeleid voor de activareserve;
- e)
de geaggregeerde waarde en het geaggregeerde aantal in de activagerelateerde token afgewikkelde transacties;
- f)
het belang van de markten waarop de activagerelateerde token wordt aangeboden en verkocht;
- g)
in voorkomend geval de marktkapitalisatie van de activagerelateerde token.
4.
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan van een uitgever van een niet-significante activagerelateerde token verlangen dat deze aan de in artikel 45 uiteengezette vereisten voldoet indien dat nodig is om het overeenkomstig lid 3 van dit artikel vastgestelde hogere risiconiveau of andere risico's die artikel 45 beoogt aan te pakken, zoals liquiditeitsrisico's, aan te pakken.
5.
Onverminderd lid 3 voeren uitgevers van activagerelateerde tokens regelmatig een stresstest uit, waarbij rekening wordt gehouden met ernstige maar plausibele financiëlestressscenario's, zoals renteschokken, en niet-financiëlestressscenario's, zoals operationeel risico. Op basis van het resultaat van dergelijke stresstests verlangt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de uitgever van de activagerelateerde token dat hij een bedrag aan eigen vermogen aanhoudt dat in bepaalde omstandigheden, rekening houdend met de risicoprognoses en de resultaten van de stresstest, tussen 20 en 40 % hoger is dan het uit de toepassing van lid 1, eerste alinea, punt b), resulterende bedrag.
6.
De EBA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de ESMA en de ECB, ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van:
- a)
de procedure en het tijdschema voor een uitgever van een activagerelateerde token om zich aan de in lid 3 uiteengezette hogere eigenvermogensvereisten aan te passen;
- b)
de criteria om een hoger eigen vermogen te verlangen, zoals uiteengezet in lid 3;
- c)
de minimumvereisten voor de opzet van stresstestprogramma's, rekening houdend met de omvang, complexiteit en aard van de activagerelateerde token, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
- i)
de soorten stresstests en de belangrijkste doelstellingen en toepassingen ervan;
- ii)
de frequentie van de verschillende stresstestoefeningen;
- iii)
de interne-governanceregelingen;
- iv)
de relevante gegevensinfrastructuur;
- v)
de methode en de plausibiliteit van de aannames;
- vi)
de toepassing van het evenredigheidsbeginsel op alle kwantitatieve en kwalitatieve minimumeisen, en
- vii)
de minimale periodiciteit van de stresstests en de gemeenschappelijke referentieparameters van de stresstestscenario's.
De EBA dient de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 juni 2024 in bij de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.