Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
Bijlage L
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
14-12-2023, Stcrt. 2023, 35183 (uitgifte: 21-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 43375439)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2023, Stcrt. 2023, 35183 (uitgifte: 21-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 43375439)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Milieurecht / Bodem
bij de artikelen 27b en 103a van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
Sectie 1 bepaling bemonsteringspunten
Indien voor de bemonstering van een perceel, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, gebruik gemaakt wordt van de gestratificeerde aselecte steekproefmethode, dienen de volgende stappen te worden uitgevoerd.
Gestratificeerde aselecte steekproefmethode
Gebruik de digitale vastlegging van de vormbepalende hoekpunten, omvang en vorm van het perceel wanneer deze bekend is bij RVO, of markeer de vormbepalende hoekpunten en leg met een Global Navigation Satellite System (GNSS) de omvang en vorm van het perceel vast. Controleer en verifieer de GNSS data met een kaart gebaseerd op TOP10NL van de Basisregistratie Topografie, of een zo recent mogelijke doch uiterlijk 2 jaar oude luchtfoto met een resolutie van ten hoogste 25cm. De afwijking van het GNSS bedraagt niet meer dan 5 meter. De bemestingsvrije zones worden bij deze bepaling niet meegenomen. Indien het perceel verdeeld is onder twee of meer gebruikers, wordt alleen het deel van het perceel dat in gebruik is door de aanvrager geregistreerd en bemonsterd.
Bepaal de grootte van het perceel. Het perceel wordt met een computer volstrekt willekeurig onderverdeeld in blokken (stratificatie). De blokken zijn dan van gelijke grootte, zo compact mogelijk samengesteld en de bemonsteringspunten zo goed mogelijk verdeeld over het perceel. Het aantal blokken is dan gelijk aan het aantal bemonsteringspunten. Het aantal bemonsteringspunten neemt toe met de oppervlakte van het perceel overeenkomstig tabel 1. Op elk bemonsteringspunt wordt grond bemonsterd van de voorgeschreven bodemlaag. De hoeveelheid (volume) gestoken grond is gelijk voor alle bemonsteringspunten. Bemonstering van het desbetreffende perceel vindt ten minste twee maanden na bekalking plaats.
Oppervlakte bemonsteringseenheid | Grasland | Bouwland |
---|---|---|
1–5 ha | 25 | 25 |
5–10 ha | 29 | 28 |
10–20 ha | 33 | 32 |
Tabel 1 Het aantal noodzakelijke bemonsterpunten gerelateerd aan de bemonsteringseensheid als het areaal van een perceel landbouwgrond.
Een bemonsteringseenheid heeft een areaal van ten hoogste 20 hectare. Indien het areaal meer dan 20 hectare bedraagt, wordt het te bemonsteren perceel landbouwgrond opgesplitst in twee of meer bemonsteringseenheden. Selecteer per blok volledig aselect, met behulp van het software programma één bemonsteringspunt. Lokaliseer deze punten met GNSS. Indien een gelokaliseerd bemonsteringspunt buiten het perceel valt, bemonster dan het meest dichtbij gelegen punt binnen het perceel. Volg hierna de instructies omschreven in sectie 2
Indien geen gebruik wordt gemaakt van de gestratificeerde aselecte steekproefmethode, wordt gebruik gemaakt van een eigen protocol (zie ook sectie 3) dat voor de bemonstering gebaseerd dient te zijn op de W-methode, zig-zag-methode of kruislingse bemonstering.
In het geval van de toepassing van een eigen protocol wordt uit een perceel dan wel een perceelsdeel met een maximale omvang van vijf hectare één representatief mengmonster samengesteld. Aan elkaar grenzende percelen kunnen worden samengevoegd tot een totale omvang van ten hoogste vijf hectare, waarbij de omvang van de individuele percelen die worden samengevoegd niet groter is dan 2,5 hectare.
Indien een perceel groter is dan 5 hectare dienen er twee of meer representatieve mengmonsters samengesteld te worden ter vaststelling van de fosfaattoestand van dat perceel. De fosfaattoestand wordt dan bepaald door het gewogen gemiddelde te berekenen van de analyseresultaten van de individuele mengmonsters.
Stel met Global Navigation Satellite System (GNSS) de omvang en vorm van dit perceel dan wel perceelsdeel vast. Bij niet rechthoekige percelen dan wel perceelsdelen worden zoveel extra punten meegenomen dat de contouren ervan vastgelegd zijn. De afwijking van de GNSS mag niet groter zijn dan 5 meter. De teeltvrije zones, bedoeld in artikel 4.723a, derde lid, onderdeel c, van het Besluit activiteiten leefomgeving, en de bufferstrook, bedoeld in artikel 4.1199c, eerste lid, en artikel 4.1212b, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden bij deze bepaling buiten beschouwing gelaten. Indien het perceel dan wel perceeldeel verdeeld is onder meerdere gebruikers, dan wordt alleen het deel van het perceel dat in gebruik is door de aanvrager geregistreerd en bemonsterd. Het mengmonster wordt samengesteld uit een minimum van 40 deelmonsters die gestoken worden uit het gehele perceel dan wel perceeldeel. Op elk bemonsteringspunt wordt grond bemonsterd van de voorgeschreven bodemlaag. De hoeveelheid (volume) gestoken grond is gelijk voor alle bemonsteringspunten. Bemonstering van het betreffende perceel vindt minimaal twee maanden na bekalking plaats.
Sectie 2 uitvoering bemonstering en bruikbaarheidstermijn grondmonster
Deze sectie beschrijft de rest van het protocol voor zowel de gestratificeerde aselecte steekproefmethode als voor de overige methoden:
Selecteer een geschikte boor om de grondmonstername mee uit te voeren. De te gebruiken boor dient grondig gereinigd te zijn alvorens deze wordt gebruikt. Grondresten van een ander perceel dienen afwezig te zijn.
Bemonster met een geschikte boor grond tot 10 centimeter diepte op grasland en tot 25 centimeter diepte op bouwland. Tot de aangegeven diepte dient de boor volledig met grond gevuld te zijn. Mijd bij bemonstering meststofresten.
Trek de boor met grond uit de bodem en breng de grond over in een stevige plastic zak of papieren zak met polyethyleen bekleding. Verzamel op deze wijze grond op alle bemonsteringspunten en breng dit samen in een zak. De booromvang is dusdanig groot dat de massa van het mengmonster ten minste 0,5 kilogram bedraagt. Op alle bemonsteringspunten wordt een gelijke hoeveelheid grond verzameld.
Het grondmonster is binnen drie dagen na de dag van monstername gedroogd. Indien het drogen van het mengmonster binnen de genoemde termijn niet mogelijk is, wordt het grondmonster in een niet-luchtdicht afgesloten plastic zak bij 5°C ± 3°C in het donker bewaard. Het monster mag ten hoogste drie maanden worden bewaard. Indien het monster niet binnen deze drie maanden geanalyseerd wordt, dient een nieuw (meng)monster genomen te worden. Een monster kan slechts eenmalig geanalyseerd worden ten behoeve van een geldig analyserapport als bedoeld te komen in artikel 103a van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Voor een geldige nieuwe analyse dienen nieuwe monsters volgens dit protocol te worden gestoken.
Sectie 3 geaccrediteerde organisaties
Monsterneming (sectie 1 en 2) geschiedt door een organisatie die voor sectie 1 en 2 van deze bijlage is geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Voorbehandeling van het monster en analyse van zowel P-AL als P-CaCl2 geschiedt door een organisatie die is geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie voor de normen, genoemd in tabel a.
In afwijking van de voorgaande zin, en eerste alinea van dit protocol, kan een organisatie tot en met 1 juli 2022 zonder accreditatie de monstername, voorbehandeling en analyse verrichten, indien deze organisatie aantoonbaar vóór 1 juli 2021 de accreditatie voor dit protocol en de in tabel a genoemde normen heeft aangevraagd.
Parameter | Verrichting | Norm |
---|---|---|
P-AL en P-CaCl2 | Voorbehandeling | NEN 5709:2006 of NEN-EN 16179 |
P-AL | Extractie en meting | NEN 5793 |
P-CaCl2 | Voorbehandeling | NEN 5704 |
P-CaCL2 | Meting | NEN-EN-ISO 6878 of NEN-ISO 15923-1 of NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN-ISO 15681-1 of NEN-EN-ISO 15681-2 |
Tabel a