Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992
Artikel 13a
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 511 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 511 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingheffing van motorrijtuigen (V)
Belastingheffing van motorrijtuigen / Belasting van personenauto's en motorrijwielen
1.
Ten behoeve van eenzelfde gehandicapte bestaat aanspraak op de in artikel 15a van de wet bedoelde teruggaaf voor één bestelauto.
2.
De teruggaaf wordt slechts verleend indien het verzoek daartoe wordt ingediend binnen dertien weken nadat het recht op teruggaaf is ontstaan, en
- a.
bij het verzoek worden overgelegd:
- —
bescheiden waaruit blijkt dat de gehandicapte beschikt over een rolstoel als bedoeld in artikel 15a, eerste lid, van de wet die is verstrekt in het kader van een beschikking ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of een beschikking van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisaties werk en inkomen, dan wel waarvoor hij beschikt over een verklaring van een arts die is afgegeven ten hoogste zes weken voorafgaand aan de datum van indiening van het verzoek, dat hij voor zijn vervoer is aangewezen op het gebruik van een dergelijke rolstoel;
- —
een afschrift van de kentekencard of van de delen I en II, de delen I en I B of deel I A en B van het kentekenbewijs dat ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is afgegeven voor de bestelauto; en
- —
een verklaring van een ambtenaar van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake de douane, dat de bestelauto is ingericht voor het in artikel 15a van de wet bedoelde vervoer; en
- b.
de bestelauto uitsluitend wordt gebruikt voor het in artikel 15a, eerste lid, van de wet bedoelde vervoer, alsmede voor het persoonlijk gebruik, gebruik door inwonende gezinsleden daaronder begrepen, van de gehandicapte en, ingeval dit een ander is, van degene op wiens naam de bestelauto te naam is gesteld in het kentekenregister.
3.
Indien eerder voor een andere bestelauto ten behoeve van de gehandicapte teruggaaf werd verleend op de voet van artikel 15a van de wet en die andere bestelauto wordt vervangen, wordt in het verzoek vermeld vanaf welke datum die andere bestelauto niet langer wordt gebruikt voor het in artikel 15a, eerste lid, van de wet bedoelde vervoer.
4.
In afwijking van het eerste lid kan voor een tweede bestelauto teruggaaf worden verleend, indien naar het oordeel van de inspecteur in het belang van de gehandicapte redelijkerwijs niet kan worden volstaan met teruggaaf voor één bestelauto.