Wet opheffing bedrijfschap voor de Steenkolenmijnindustrie
Artikel 5
Geldend
1.
De opheffing van het bedrijfschap tast de rechtskracht van de door dat lichaam wettig opgelegde heffingsaanslagen van het bedrijf-
2.
Bij de inning van de nog niet betaalde heffingsaanslagen van het bedrijfschap oefent de voorzitter van de Sociaal-Economische Raad zo nodig de in artikel 127 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie aan de voorzitter van het bedrijfschap toegekende bevoegdheden uit.
3.
De Raad kan, voor zover dit voor de voldoening van schulden van het bedrijfschap noodzakelijk is, bij verordening aan de ondernemers in het betrokken deel van het bedrijfsleven die over het jaar 1975 heffingen verschuldigd waren, een heffing opleggen volgens dezelfde maatstaf als in voormeld jaar werd toegepast. De verordening behoeft Onze goedkeuring.
4.
Ten aanzien van een heffingsverordening als in het vorige lid bedoeld en de krachtens die verordening opgelegde aanslagen zijn de artikelen 126, 127 en 127a van de Wet op de Bedrijfsorganisatie van overeenkomstige toepassing.