Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2018/1139 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 en Verordening (EEG) nr. 3922/91
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 11-09-2018
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2023, L 116).
- Bronpublicatie:
04-07-2018, PbEU 2018, L 212 (uitgifte: 22-08-2018, regelingnummer: 2018/1139)
- Inwerkingtreding
11-09-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-07-2018, PbEU 2018, L 212 (uitgifte: 22-08-2018, regelingnummer: 2018/1139)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Vervoersrecht / Europees vervoersrecht
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Te allen tijde moet een hoog en uniform niveau van veiligheid in de burgerluchtvaart worden gewaarborgd door de vaststelling van gemeenschappelijke veiligheidsregels en via maatregelen die waarborgen dat alle goederen, personen en organisaties die een rol spelen in burgerluchtvaartactiviteiten in de Unie, voldoen aan die regels.
- (2)
Daarnaast moet te allen tijde een hoog en uniform niveau van milieubescherming worden gewaarborgd via maatregelen die waarborgen dat alle goederen, personen en organisaties die een rol spelen bij burgerluchtvaartactiviteiten in de Unie voldoen aan toepasselijke Uniewetgeving en aan internationale normen en aanbevolen praktijken.
- (3)
Luchtvaartuigen van derde landen die worden gebruikt voor vluchten naar, in of vanuit het grondgebied waarop de relevante bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) van toepassing zijn (‘de Verdragen’), dienen daarnaast binnen de grenzen van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, dat op 7 december 1944 te Chicago is ondertekend (‘Verdrag van Chicago’) en waarbij alle lidstaten partij zijn, aan passend toezicht op het niveau van de Unie te worden onderworpen.
- (4)
Het zou niet passend zijn alle luchtvaartuigen aan gemeenschappelijke regels te onderwerpen. Aangezien luchtvaartuigen van een eenvoudig ontwerp, luchtvaartuigen voor hoofdzakelijk lokale vluchtuitvoeringen en zelfgebouwde, bijzonder zeldzame of slechts in beperkte aantallen geproduceerde luchtvaartuigen een beperkt risico voor de veiligheid van de burgerluchtvaart opleveren, is het met name wenselijk dat deze luchtvaartuigen onder de toezichtsregeling van de lidstaten blijven zonder dat de andere lidstaten op enigerlei wijze op grond van deze verordening worden verplicht om zulke nationale regelingen te erkennen. Ter bevordering van de ontwikkeling van nationale voorschriften voor buiten het toepassingsgebied van deze verordening vallende luchtvaartuigen kan het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (‘het Agentschap’) voor dit doel echter richtsnoeren vaststellen.
- (5)
Sommige bepalingen van deze verordening moeten evenwel kunnen worden toegepast op bepaalde types van anders niet binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallende luchtvaartuigen, met name die welke op industriële wijze worden gebouwd en die baat kunnen hebben bij het vrije verkeer in de Unie. Organisaties die betrokken zijn bij het ontwerp van die luchtvaartuigen moeten daarom ook bij het Agentschap een aanvraag kunnen indienen voor een typecertificaat of, indien van toepassing, tegenover het Agentschap een verklaring af te leggen over een type luchtvaartuig dat door die organisaties in de handel zal worden gebracht.
- (6)
Deze verordening moet voorzien in een aantal nieuwe instrumenten die moeten bijdragen tot de toepassing van eenvoudige en proportionele voorschriften voor sport- en recreatieve luchtvaart. De in overeenstemming met deze verordening getroffen maatregelen met het oog op de regulering van dit segment van de luchtvaartsector moeten proportioneel, kostenefficiënt en flexibel zijn, en gebaseerd zijn op de bestaande beste praktijken in de lidstaten. Die maatregelen moeten tijdig worden ontwikkeld, in nauwe samenwerking met de lidstaten, en moeten voorkomen dat fabrikanten en exploitanten administratief en financieel onnodig worden belast.
- (7)
Het zou niet passend zijn alle luchtvaartterreinen aan gemeenschappelijke regels te onderwerpen. Luchtvaartterreinen die niet zijn opengesteld voor openbaar gebruik of luchtvaartterreinen die niet voor commerciële vluchten worden gebruikt of luchtvaartterreinen zonder verharde instrument banen die langer zijn dan 800 meter en die niet uitsluitend worden gebruikt voor helikopters met instrumentnaderings- of vertrekprocedures moeten onder de toezichtsregeling van de lidstaten blijven, zonder dat deze verordening andere lidstaten verplicht dergelijke nationale regelingen te erkennen.
- (8)
De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen om luchtvaartterreinen met een laag verkeersvolume vrij te stellen van deze verordening, mits de luchtvaartterreinen in kwestie voldoen aan de gemeenschappelijke minimumveiligheidsdoelstellingen die zijn vastgesteld in de in deze verordening opgenomen toepasselijke essentiële eisen. Wanneer een lidstaat dergelijke vrijstellingen verleent, moeten deze vrijstellingen eveneens van toepassing zijn op de apparatuur die op het luchtvaartterrein in kwestie wordt gebruikt en op de verleners van grondafhandelingsdiensten en platformbeheersdiensten (apron management services — ‘AMS’) die opereren op de luchtvaartterreinen waarvoor vrijstelling is verleend. Vrijstellingen die door lidstaten aan luchtvaartterreinen zijn verleend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, moeten geldig blijven, en informatie over die vrijstellingen moet ter beschikking van het publiek worden gesteld.
- (9)
Luchtvaartterreinen die door het leger worden beheerd en gebruikt en luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten (air traffic management and air navigation services — ‘ATM/ANS’) die door het leger worden geleverd of beschikbaar gesteld, moeten buiten het toepassingsgebied van deze verordening blijven. De lidstaten moeten er, in overeenstemming met hun nationale recht, echter voor zorgen dat die luchtvaartterreinen, wanneer open voor het publiek, en die ATM/ANS, wanneer gebruikt voor het onder Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4) vallende luchtverkeer, een niveau bieden van veiligheid en van interoperabiliteit met civiele systemen dat net zo effectief is als het niveau dat resulteert uit de toepassing van de essentiële eisen voor luchtvaartterreinen en ATM/ANS die in deze verordening zijn vastgesteld.
- (10)
Indien lidstaten er de voorkeur aan geven, met name met het oog op veiligheids-, interoperabiliteits- of efficiëntiewinsten, om deze verordening in plaats van hun nationaal recht toe te passen op luchtvaartuigen die militaire, douane-, politie-, opsporings- en reddings-, brandbestrijdings-, grenscontrole- en kustbewakings- of soortgelijke activiteiten en diensten in het algemeen belang verrichten, moet hen worden toegestaan dit te doen. lidstaten die gebruikmaken van deze mogelijkheid moeten samenwerken met het Agentschap, met name door het verstrekken van alle informatie die nodig is om te bevestigen dat de betreffende luchtvaartuigen en activiteiten voldoen aan de toepasselijke bepalingen van deze verordening.
- (11)
Teneinde rekening te houden met de belangen en standpunten van hun luchtvaartsector en luchtvaartuigexploitanten moeten de lidstaten activiteiten op het gebied van het ontwerp, de productie, het onderhoud en de vluchtuitvoering ten aanzien van bepaalde kleine luchtvaartuigen, anders dan onbemande luchtvaartuigen, kunnen vrijstellen van deze verordening, tenzij voor deze luchtvaartuigen een certificaat is afgegeven of geacht wordt te zijn afgegeven in overeenstemming met deze verordening of met Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5) of indien er ten aanzien van die luchtvaartuigen een verklaring is afgelegd in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening. Dergelijke vrijstellingen mogen andere lidstaten niet verplichten uit hoofde van deze verordening zulke nationale regelingen te erkennen. Deze vrijstellingen mogen echter een organisatie met een hoofdkantoor op het grondgebied van de lidstaat die deze vrijstelling heeft verleend niet beletten om te besluiten haar ontwerp- en productieactiviteiten ten aanzien van luchtvaartuigen die onder dat besluit vallen, uit te voeren in overeenstemming met deze verordening en met de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die op basis van deze verordening zijn vastgesteld.
- (12)
De uit hoofde van deze verordening genomen maatregelen ter regulering van de veiligheid van de burgerluchtvaart in de Unie, en de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen die op basis van deze verordening zijn vastgesteld, moeten zijn afgestemd op de verschillende soorten luchtvaartuigen, vluchtuitvoeringen en activiteiten en in verhouding staan tot de daaraan verbonden risico's. Dergelijke maatregelen moeten, waar mogelijk, ook zodanig zijn geformuleerd dat de focus ligt op de te bereiken doelstellingen, maar dat verschillende mogelijkheden worden geboden om deze doelstellingen te bereiken en moeten ook een systemische benadering van de burgerluchtvaart aanmoedigen, rekening houdend met de onderlinge afhankelijkheid van veiligheid en andere technische delen van de luchtvaartregelgeving, waaronder cyberveiligheid. Dit moet bijdragen aan een meer kostenefficiënte totstandbrenging van de vereiste veiligheidsniveaus en een prikkel zijn voor technische en operationele innovatie. Indien is vastgesteld dat erkende sectorale normen en praktijken de naleving van de in deze verordening vastgestelde essentiële eisen waarborgen, moet er gebruik van worden gemaakt.
- (13)
De toepassing van deugdelijke beginselen op het gebied van veiligheidsbeheer is van wezenlijk belang voor de voortdurende verbetering van de veiligheid van de burgerluchtvaart in de Unie, waarbij op nieuwe veiligheidsrisico's moet worden geanticipeerd en optimaal gebruik moet worden gemaakt van beperkte technische middelen. Het is dan ook noodzakelijk een gemeenschappelijk kader vast te stellen voor het plannen en uitvoeren van acties ter verbetering van de veiligheid. Te dien einde moeten op het niveau van de Unie een Europees plan voor de veiligheid van de luchtvaart en een Europees programma voor de veiligheid van de luchtvaart worden opgesteld. Elke lidstaat moet overeenkomstig de voorschriften in bijlage 19 bij het Verdrag van Chicago ook een veiligheidsprogramma van de staat opstellen. Dit programma moet vergezeld gaan van een plan met een beschrijving van de door de lidstaat te nemen maatregelen ter beperking van de geconstateerde veiligheidsrisico's.
- (14)
Overeenkomstig bijlage 19 bij het Verdrag van Chicago moeten de lidstaten inzake de luchtvaartactiviteiten die onder hun verantwoordelijkheid vallen een aanvaardbaar niveau van veiligheidsprestaties tot stand brengen. Om de lidstaten te helpen deze doelstelling op gecoördineerde wijze te verwezenlijken, moet in het Europees plan voor de veiligheid van de luchtvaart voor de verschillende categorieën luchtvaartactiviteiten een niveau van veiligheidsprestaties voor de Unie worden vastgesteld. Dat niveau van veiligheidsprestaties moet geen bindend karakter hebben, maar moet veeleer de ambitie van de Unie en de lidstaten op het gebied van de veiligheid van de burgerluchtvaart weergeven.
- (15)
Het Verdrag van Chicago voorziet in minimumnormen om de veiligheid van de burgerluchtvaart en de daarmee verband houdende milieubescherming te waarborgen. De in deze verordening vastgestelde essentiële eisen van de Unie en nadere regels van de Unie voor de toepassing ervan moeten ervoor zorgen dat de lidstaten op uniforme wijze de uit het Verdrag van Chicago voortvloeiende verplichtingen, met inbegrip van die tegenover derde landen, nakomen. Voor zover de regels van de Unie verschillen van de minimumnormen die bij het Verdrag van Chicago zijn vastgesteld, blijven de lidstaten onverminderd verplicht om de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie daarvan in kennis stellen.
- (16)
Overeenkomstig de internationale normen en aanbevolen praktijken van het Verdrag van Chicago moeten essentiële eisen worden vastgesteld die van toepassing zijn op luchtvaartproducten, onderdelen, niet-geïnstalleerde apparatuur, luchtvaartterreinen en het verlenen van ATM/ANS. Voorts moeten tevens essentiële eisen worden vastgesteld die van toepassing zijn op personen en organisaties die betrokken zijn bij de vluchtuitvoering met luchtvaartuigen, de exploitatie van luchtvaartterreinen en het verlenen van ATM/ANS, evenals essentiële eisen voor personen en producten die betrokken zijn bij de opleiding en medische keuring van bemanningsleden en luchtverkeersleiders.
- (17)
Het is belangrijk dat personeel van verleners van ATM/ANS, zoals Air Traffic Safety Electronics Personnel (ATSEP) naar behoren zijn gekwalificeerd en opgeleid voor het uitvoeren van zijn taken. Verleners van ATM/ANS moeten ook opleidings- en controleprogramma's verzorgen en daarbij rekening houden met de diverse soorten veiligheidsgerelateerde taken die hun personeel uitvoert. In de uit hoofde van deze verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen over de verantwoordelijkheden van ATM/ANS-dienstverleners moeten verdere gedetailleerde geharmoniseerde voorschriften worden vastgelegd voor dit personeel, met inbegrip van ATSEP, teneinde het vereiste veiligheidsniveau te waarborgen.
- (18)
De essentiële eisen inzake de milieuverenigbaarheid van het ontwerp van luchtvaartproducten moeten zo nodig betrekking hebben op zowel geluidshinder als emissies van luchtvaartuigen, ter bescherming van het milieu en de volksgezondheid tegen de schadelijke effecten van die producten. Zij dienen overeen te komen met de eisen die in dit verband op internationaal niveau zijn vastgesteld in het Verdrag van Chicago. Om volledige consistentie te waarborgen is het passend dat in deze verordening wordt verwezen naar de toepasselijke bepalingen van dat verdrag. Voor producten, onderdelen en niet-geïnstalleerde apparatuur moeten echter de essentiële eisen inzake milieuverenigbaarheid van bijlage III bij deze verordening gelden voor zover de bepalingen van het Verdrag van Chicago geen eisen inzake milieubescherming bevatten. De mogelijkheid moet worden geboden om ook voor deze producten, onderdelen en niet-geïnstalleerde apparatuur gedetailleerde eisen op het gebied van milieubescherming vast te leggen.
- (19)
Voor de veilige verlening van grondafhandelingsdiensten en AMS moeten essentiële eisen worden vastgesteld.
- (20)
Aangezien de burgerluchtvaart steeds meer afhankelijk is van moderne informatie- en communicatietechnologieën, moeten essentiële eisen worden vastgesteld om de beveiliging van de door de burgerluchtvaartsector gebruikte informatie te waarborgen.
- (21)
Aan de verplichtingen van de luchtvaartterreinexploitant kan rechtstreeks door de luchtvaartterreinexploitant worden voldaan, of in sommige gevallen, door een derde partij. In die gevallen moet de luchtvaartterreinexploitant met die derde partij een regeling hebben getroffen om de naleving van deze verordening en van de uit hoofde van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen, te waarborgen.
- (22)
Er moeten essentiële eisen worden vastgesteld inzake het melden en analyseren van veiligheidsvoorvallen. De gedetailleerde regels met het oog op het waarborgen van de uniforme toepassing en naleving van deze essentiële eisen moeten stroken met Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad (6).
- (23)
Luchtvaartproducten, onderdelen en niet-geïnstalleerde apparatuur, luchtvaartterreinen en hun veiligheidsgerelateerde uitrusting, exploitanten van luchtvaartuigen en luchtvaartterreinen, ATM/ANS-systemen en -componenten en ATM/ANS-verleners, alsook piloten, luchtverkeersleiders en personen, producten en organisaties die betrokken zijn bij hun opleiding en medische keuring, moeten een certificaat of vergunning krijgen zodra is vastgesteld dat zij voldoen aan de relevante essentiële eisen of, voor zover van toepassing, de andere eisen die in of overeenkomstig deze verordening zijn vastgesteld. Om het certificeringsproces te faciliteren, moeten de nodige gedetailleerde regels voor de afgifte van deze certificaten en, voor zover relevant, de verklaringen die daartoe moeten worden ingediend, worden vastgesteld, rekening houdend met de doelstellingen van deze verordening en de aard en het risico van de specifieke activiteit in kwestie.
- (24)
Cabinepersoneel dat betrokken is bij commercieel luchtvervoer moet worden gecertificeerd en moet na certificering een attest krijgen. Om te zorgen voor uniforme regels voor het verstrekken van die certificering moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van de gedetailleerde regels en procedures voor de kwalificatie van cabinepersoneel. Het moet voor de Commissie ook mogelijk zijn om, in die uitvoeringshandelingen, met aandacht voor de aard van de activiteit in kwestie en het eraan verbonden risico, van cabinepersoneel dat betrokken is bij andere soorten activiteiten te vereisen dat het zich laat certificeren en een attest bezit. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (7).
- (25)
De organisaties die betrokken zijn bij het ontwerp en de productie van luchtvaartproducten, -onderdelen en niet-geïnstalleerde apparatuur moeten de mogelijkheid krijgen om een verklaring in te dienen waaruit blijkt dat het ontwerp van de producten, onderdelen en niet-geïnstalleerde apparatuur voldoet aan de relevante sectorale normen, indien dit geacht wordt een aanvaardbaar veiligheidsniveau te zullen waarborgen. Deze mogelijkheid moet worden beperkt tot producten die worden gebruikt in de sport- en recreatieve luchtvaart, en moet gepaard gaan met passende beperkingen en voorwaarden om de veiligheid te waarborgen.
- (26)
Aangezien naast bemande luchtvaartuigen ook onbemande luchtvaartuigen vluchten uitvoeren in het luchtruim, dienen deze laatste onder deze verordening te vallen, ongeacht hun gewicht. De technologieën voor onbemande luchtvaartuigen maken nu een breed spectrum aan vluchtuitvoeringen mogelijk en voor deze vluchtuitvoeringen moeten regels worden opgesteld die in verhouding staan tot het risico van de specifieke vluchtuitvoering of het type vluchtuitvoeringen.
- (27)
Met het oog op de toepassing van een op risico gebaseerde aanpak en het beginsel van evenredigheid moet, weliswaar met waarborgen voor een passend veiligheidsniveau, worden voorzien in een mate van flexibiliteit voor de lidstaten inzake vluchtuitvoeringen met onbemande luchtvaartuigen, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende lokale eigenschappen in de afzonderlijke lidstaten, zoals de bevolkingsdichtheid.
- (28)
Bij de regels voor onbemande luchtvaartuigen moet worden gestreefd naar conformiteit met de uit hoofde van het Unierecht toepasselijke rechten, en met name het recht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, vervat in artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met het recht op bescherming van persoonsgegevens, vervat in artikel 8 van dat Handvest en in artikel 16 VWEU, en gereguleerd bij Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (8).
- (29)
De essentiële eisen voor onbemande luchtvaartuigen en hun motoren, propellers, onderdelen en niet-geïnstalleerde apparatuur moeten ook gelden voor aspecten in verband met elektromagnetische compatibiliteit en het radiospectrum, om ervoor te zorgen dat zij geen schadelijke interferentie veroorzaken, dat zij het radiospectrum op effectieve wijze gebruiken en het efficiënte gebruik van het radiospectrum ondersteunen. Vele soorten luchtvaartapparatuur zijn echter niet noodzakelijkerwijs bedoeld voor gebruik in uitsluitend onbemande luchtvaartuigen of in uitsluitend bemande luchtvaartuigen, maar kunnen veeleer in beide worden gebruikt. Daarom moeten die eisen inzake elektromagnetische compatibiliteit en het radiospectrum pas gelden vanaf het moment dat, en voor zover, het ontwerp van onbemande luchtvaartuigen en hun motoren, propellers, onderdelen en niet-geïnstalleerde apparatuur onderworpen is aan certificering in overeenstemming met deze verordening. De reden hiervoor is ervoor te zorgen dat de regeling voor dergelijke luchtvaartuitrusting is afgestemd op de regeling voor andere luchtvaartuigen en hun motoren, propellers, onderdelen en niet-geïnstalleerde apparatuur waarvoor een dergelijke certificering ook bij deze verordening wordt voorgeschreven. Wat de inhoud betreft moeten deze eisen, met het oog op de samenhang, gelijkwaardig zijn aan de eisen in Richtlijn 2014/30/EU van het Europees Parlement en de Raad (9) en Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad (10).
- (30)
Voor sommige types onbemande luchtvaartuigen is de toepassing van de bepalingen van deze verordening inzake registratie, certificering, identificatie, toezicht en handhaving, en van de bepalingen inzake het Agentschap niet noodzakelijk om een passend veiligheidsniveau te bereiken. De markttoezichtsmechanismen waarin de Uniewetgeving inzake productharmonisering voorziet, moeten van toepassing zijn op die gevallen.
- (31)
Gezien de risico's die onbemande luchtvaartuigen kunnen vertegenwoordigen voor de veiligheid, privacy, bescherming van persoonsgegevens, beveiliging of het milieu, moeten er eisen worden gesteld aan de registratie van onbemande luchtvaartuigen en van exploitanten van onbemande luchtvaartuigen. Het is ook nodig digitale, geharmoniseerde en interoperabele nationale registratiesystemen in te voeren waarin informatie moet worden opgeslagen, met inbegrip van dezelfde basisgegevens, over onbemande luchtvaartuigen en exploitanten van onbemande luchtvaartuigen die zijn geregistreerd in overeenstemming met deze verordening en de uitvoeringshandelingen die op basis van deze verordening zijn vastgesteld. Die nationale registratiesystemen moeten in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht van de Unie en het nationale recht inzake bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de verwerking van persoonsgegevens, en de in deze registratiesystemen opgeslagen gegevens moeten gemakkelijk toegankelijk zijn.
- (32)
Bij het vaststellen van de voorwaarden, regels en procedures voor situaties waarin het ontwerp, de productie, het onderhoud en de vluchtuitvoering van onbemande luchtvaartuigen, alsmede het personeel en de organisaties die bij deze activiteiten zijn betrokken, aan certificering onderworpen moeten zijn, moet rekening worden gehouden met de aard en het risico van het type vluchtuitvoering in kwestie. In deze voorwaarden, regels en procedures moet met name rekening worden gehouden met het type, de schaal en de complexiteit van de vluchtuitvoering, met inbegrip van, voor zover relevant, de omvang en het type van het verkeer dat wordt afgehandeld door de verantwoordelijke organisatie of persoon; de vraag of de vluchtuitvoering openstaat voor leden van het publiek; de mate waarin ander luchtverkeer of personen en eigendommen op de grond door de vluchtuitvoering in gevaar kunnen worden gebracht; het doel van de vlucht en de aard van het gebruikte luchtruim, en de complexiteit en de prestaties van het onbemande luchtvaartuig in kwestie.
- (33)
De in hoofdstuk III van deze verordening bedoelde activiteiten moeten kunnen worden verboden, beperkt of onderworpen aan bepaalde voorwaarden, wanneer zulks noodzakelijk is in het belang van de veiligheid van de burgerluchtvaart. Die mogelijkheid moet worden gebruikt in overeenstemming met de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen die de Commissie voor dat doel heeft vastgesteld. De lidstaten hebben de mogelijkheid om, in overeenstemming met het recht van de Unie, op grond van redenen zoals openbare veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens, maatregelen te nemen die buiten het toepassingsgebied van deze verordening vallen.
- (34)
Modelvliegtuigen worden beschouwd als onbemande luchtvaartuigen in het kader van deze verordening en worden hoofdzakelijk gebruikt voor vrijetijdsbesteding. In de op basis van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen die betrekking hebben op onbemande luchtvaartuigen moet er rekening mee worden gehouden dat dergelijke modelvliegtuigen tot nu toe een goede veiligheidsreputatie hebben met name de modelvliegtuigen waarmee wordt gevlogen door leden van vliegtuigverenigingen of -clubs die voor dergelijke activiteiten hun eigen gedragscodes hebben opgesteld. Daarnaast moet de Commissie bij het vaststellen van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen rekening houden met de noodzaak van een naadloze overgang van de verschillende nationale systemen naar het nieuw regelgevend EU-kader, zodat modelvliegtuigen kunnen blijven vliegen zoals ze dat heden ten dage doen, en moet de Commissie ook kijken naar de bestaande beste praktijken in de lidstaten.
- (35)
Om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, moeten de Commissie, het Agentschap en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten als één Europees systeem voor de veiligheid van de luchtvaart optreden, door hun middelen te delen en samen te werken. Het Agentschap dient zich actief in te zetten voor een gemeenschappelijke certificerings- en toezichtcultuur en het delen van goede bestuurlijke praktijken, onder meer door het faciliteren van de uitwisseling van personeel tussen de bevoegde autoriteiten om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening, met behulp van feedback van belanghebbenden. De monitoringactiviteiten van het Agentschap met betrekking tot de toepassing van deze verordening door de lidstaten moeten ook gericht zijn op het versterken van de capaciteit van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten om hun verplichtingen in verband met certificering en toezicht na te komen, en op het overdragen van kennis tussen deze autoriteiten.
- (36)
De lidstaten moeten worden gesteund bij hun certificerings- en toezichtstaken en met name wanneer het in samenwerking uitgevoerd en grensoverschrijdend toezicht betreft, en bij hun handhavingstaken, door de instelling van een doeltreffend kader voor het bijeenbrengen en uitwisselen van luchtvaartinspecteurs en andere specialisten met relevante deskundigheid. In dit verband en om een dergelijke uitwisseling van personeel tussen de nationale bevoegde autoriteiten te faciliteren, moet aan het Agentschap een coördinerende rol worden toegekend.
- (37)
Het Agentschap en de nationale bevoegde autoriteiten moeten samenwerken om onveilige omstandigheden beter te kunnen opsporen en, voor zover nodig, corrigerende maatregelen te kunnen nemen. De lidstaten moeten met name in staat zijn om de verantwoordelijkheden uit hoofde van deze verordening inzake certificering, toezicht en handhaving, onder elkaar of aan het Agentschap te over te dragen, met name als dat noodzakelijk is om de veiligheid te verbeteren of om efficiënter gebruik te maken van middelen. Die overdracht moet vrijwillig zijn, moet uitsluitend plaatsvinden indien er voldoende zekerheid bestaat dat de desbetreffende taken doeltreffend kunnen worden uitgeoefend, en zij moet, gelet op de verwevenheid van de certificering, het toezicht en de handhaving, noodzakelijkerwijs alle verantwoordelijkheden omvatten ten aanzien van de rechtspersonen of natuurlijke personen, luchtvaartuigen, apparatuur, luchtvaartterreinen, ATM/ANS-systeem of ATM/ANS-componenten die het voorwerp van die overdracht vormen. De overdracht van verantwoordelijkheden moet zijn onderworpen aan wederzijdse toestemming, moet kunnen worden herroepen en moet gepaard gaan met de vaststelling van de nodige gedetailleerde regelingen voor een vlotte overgang en voortzetting van de doeltreffende uitvoering van de taken in kwestie. Bij het treffen van die gedetailleerde regelingen moet terdege rekening worden gehouden met het standpunt en de rechtmatige belangen van de betrokken rechtspersonen of natuurlijke personen en, in voorkomend geval, met het standpunt van het Agentschap.
- (38)
Indien de verantwoordelijkheid aan een andere lidstaat wordt overgedragen, moet de nationale bevoegde autoriteit van de lidstaat die het verzoek tot overdracht heeft aanvaard de bevoegde autoriteit worden en moet bijgevolg beschikken over alle bevoegdheden en verantwoordelijkheden ten aanzien van de betrokken rechtspersonen of natuurlijke personen overeenkomstig deze verordening, de op basis van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen en het nationaal recht van de lidstaat die het verzoek heeft aanvaard. Met betrekking tot handhaving mag de overdracht uitsluitend besluiten en maatregelen betreffen in verband met de certificerings- en toezichtstaken die zijn overgedragen aan de nationale bevoegde autoriteit van de lidstaat die het verzoek heeft aanvaard. Die besluiten en maatregelen moeten overeenkomstig het nationaal recht van de lidstaat die het verzoek heeft aanvaard onderworpen zijn aan toetsing door de nationale rechtbanken. De mogelijkheid bestaat dat de lidstaat die het verzoek heeft aanvaard voor de uitoefening van de desbetreffende taken aansprakelijk zal worden gesteld. De overdracht moet alle andere handhavingsverantwoordelijkheden van de lidstaat die het verzoek heeft ingediend, onverlet laten.
- (39)
De bij deze verordening geboden mogelijkheid om de verantwoordelijkheid voor de certificerings-, toezichts- en handhavingstaken aan het Agentschap of een andere lidstaat over te dragen, dient de rechten en verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het Verdrag van Chicago onverlet te laten. Daaruit volgt dat, hoewel een dergelijke overdracht voor de toepassing van het Unierecht een overdracht van verantwoordelijkheid aan het Agentschap of een andere lidstaat inhoudt, de overdracht de in het Verdrag van Chicago vastgelegde verantwoordelijkheid van de lidstaat die het verzoek heeft ingediend, onverlet laat.
- (40)
Aangezien de samenwerking tussen het Agentschap en de nationale bevoegde autoriteiten van essentieel belang is voor een hoog en uniform niveau van veiligheid in de Unie, waarbij certificerings-, toezichts- en handhavingstaken van nationale bevoegde autoriteiten wat betreft organisaties met een aanzienlijk deel van de faciliteiten en personeel in meer dan één lidstaat, worden overgedragen aan het Agentschap, mag een dergelijke overdracht niet het risico met zich meebrengen dat de kennis, bekwaamheid, middelen en economische levensvatbaarheid van nationale bevoegde autoriteiten niet gehandhaafd kunnen worden, geen vormen van concurrentie tussen het Agentschap en de nationale bevoegde autoriteiten doen ontstaan, noch afbreuk doen aan de onafhankelijkheid van het Agentschap bij het uitvoeren van normalisatie-inspecties voor de verificatie van de uniforme toepassing van deze verordening.
- (41)
Er moet een mechanisme voor toezichtondersteuning worden opgezet in situaties waarin geverifieerd bewijsmateriaal op het gebied van de veiligheid afkomstig van inspecties en andere monitoringactiviteiten, uitgevoerd door het Agentschap, aanwijzingen bevat van een ernstig en aanhoudend onvermogen van een lidstaat om de in deze verordening vastgestelde certificerings-, toezichts- en handhavingstaken uit te voeren, en wanneer dergelijke situaties een gevaar vormen voor de veiligheid van de burgerluchtvaart. In die gevallen moeten het Agentschap en de betrokken lidstaat, op verzoek van de Commissie, een programma opzetten voor tijdelijke technische bijstand om de betrokken lidstaat te helpen bij het oplossen van de geconstateerde tekortkomingen. Een dergelijk programma inzake technische bijstand kan met name de opleiding omvatten van inspecteurs en ander personeel ter zake, hulp bij de ontwikkeling van toezichtsdocumentatie en -procedures, alsmede andere praktische en materiële steun die nodig is om de veiligheid te herstellen. Bij het ontwerpen en uitvoeren van het programma voor technische bijstand, moet rekening worden gehouden met de behoeften en standpunten van het Agentschap en de betrokken lidstaat. Indien de betrokken lidstaat echter oordeelt dat het programma niet met succes volgens plan kan worden uitgevoerd, moet die lidstaat de Commissie dat mededelen, en hetzij de verantwoordelijkheid voor de certificerings-, toezichts- en handhavingstaken waarop de tekortkomingen betrekking hebben overdragen aan het Agentschap of een andere lidstaat, of andere maatregelen nemen om de tekortkomingen op te lossen.
- (42)
Om de belangrijkste doelstellingen van deze verordening en de doelstellingen met betrekking tot het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal te verwezenlijken, moeten de certificaten die zijn afgegeven en de verklaringen die zijn ingediend in overeenstemming met deze verordening en met de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen die op basis daarvan zijn vastgesteld, zonder verdere eisen of evaluaties in alle lidstaten geldig zijn en moeten zij erkend worden.
- (43)
Bij de afgifte van certificaten krachtens deze verordening zou rekening dienen te worden gehouden met certificaten of andere relevante documenten ter staving van de naleving die overeenkomstig de wetgeving van derde landen zijn afgegeven. Dit is van toepassing indien de toepasselijke internationale overeenkomsten die de Unie met derde landen heeft gesloten of in de gedelegeerde handelingen die de Commissie krachtens deze verordening heeft vastgesteld bepalingen in die zin bevat, en dient in overeenstemming met die overeenkomsten of gedelegeerde handelingen te gebeuren.
- (44)
In het licht van de in deze verordening vastgestelde regels inzake de aanvaarding van certificaten en andere relevante documenten ter staving van de naleving die zijn afgegeven overeenkomstig de wetten van derde landen, moeten alle internationale overeenkomsten tussen een lidstaat en een derde land worden beëindigd of geactualiseerd indien deze overeenkomsten niet verenigbaar zijn met die regels.
- (45)
Bij de toepassing van de regels die vervat liggen in deze verordening of in de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen, is een zekere flexibiliteit nodig opdat de lidstaten de nodige maatregelen kunnen treffen om onmiddellijk te reageren op problemen in verband met de veiligheid van de burgerluchtvaart of om ontheffingen te verlenen in geval van dringende onvoorzienbare omstandigheden of dringende operationele behoeften, onder voorbehoud van passende voorwaarden om, met name, de evenredigheid, objectieve controle en transparantie te waarborgen. Ter wille van de evenredigheid moeten het Agentschap en de Commissie met het oog op het uitbrengen van een aanbeveling of het nemen van een besluit alleen die ontheffingen beoordelen die langer gelden dan de duur van één dienstregelingsperiode van een luchtvaartmaatschappij (acht maanden), onverminderd de bevoegdheden van de Commissie uit hoofde van artikel 258 VWEU. Indien het Agentschap de bevoegde autoriteit is voor de afgifte van bepaalde certificaten overeenkomstig deze verordening, moet het ook de bevoegdheid hebben om ontheffingen toe te staan, in dezelfde situaties en onder dezelfde voorwaarden als die welke van toepassing zijn met betrekking tot lidstaten. In dit verband moeten de toepasselijke regels in de op basis van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen zo nodig kunnen worden gewijzigd, met name teneinde alternatieve nalevingswijzen toe te staan en tegelijk een aanvaardbaar niveau van veiligheid van de burgerluchtvaart in de Unie te blijven waarborgen.
- (46)
Teneinde de correcte toepassing van deze verordening te waarborgen en gelet op de noodzaak om de risico's voor de burgerluchtvaart in kaart te brengen, te beoordelen en te beperken, moeten de Commissie, het Agentschap en de nationale bevoegde autoriteiten alle gegevens uitwisselen waarover zij in de context van de toepassing van deze verordening beschikken. Met dat doel moet het Agentschap de toestemming krijgen om een gestructureerde samenwerking op te zetten met betrekking tot het verzamelen, uitwisselen en analyseren van relevante veiligheidsgerelateerde informatie, waar mogelijk met gebruikmaking van bestaande informatiesystemen. Het Agentschap moet dan ook toestemming krijgen om daarvoor de nodige regelingen te treffen met natuurlijke en rechtspersonen die onder deze verordening vallen of met verenigingen van zulke personen. Er moet worden verduidelijkt dat het Agentschap bij de uitvoering van zijn coördinerende taken met betrekking tot het verzamelen, uitwisselen en analyseren van informatie, gebonden blijft aan de in Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad (11) en met name in artikel 8, lid 2, onder d), artikel 14, lid 1, onder g), en artikel 14, lid 2, daarvan vervatte beperkingen op de toegang van het Agentschap tot informatie afkomstig van opnamen van cockpitgeluidrecorders of beeldrecorders en van vluchtrecorders.
- (47)
Ter waarborging van de passende bescherming van de uit hoofde van deze verordening door de Commissie, het Agentschap en de nationale bevoegde autoriteiten verzamelde, uitgewisselde en geanalyseerde informatie, alsmede ter waarborging van de bescherming van de bronnen van die informatie, is het noodzakelijk maatregelen te treffen. Die maatregelen mogen de rechtssystemen van de lidstaten niet onnodig doorkruisen. Zij mogen derhalve geen afbreuk doen aan het toepasselijke nationale materiële en procedurele strafrecht, onder meer wat betreft het gebruik van informatie als bewijsmateriaal. Daarnaast dienen die maatregelen geen afbreuk te doen aan de rechten van derde partijen om een civielrechtelijke procedure in te stellen, welke rechten uitsluitend het voorwerp van het nationaal recht mogen vormen.
- (48)
Ter facilitering van de uitwisseling, tussen de Commissie, het Agentschap en de lidstaten, van informatie die relevant is voor certificerings-, toezichts- en handhavingsactiviteiten, met inbegrip van gegevens, moet een elektronisch register van dergelijke informatie worden opgezet, dat in samenwerking met de lidstaten en de Commissie door het Agentschap moet worden beheerd.
- (49)
Verordening (EU) 2016/679 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de toepassing van deze verordening. Overeenkomstig die verordening kunnen de lidstaten voorzien in uitzonderingen op en beperkingen van bepaalde in die verordening vastgestelde rechten, onder meer wat de verwerking van medische gegevens en gezondheidsgegevens betreft. De verwerking van persoonsgegevens, en met name medische en gezondheidsgegevens die zijn opgenomen in het op grond van deze verordening opgezette register, is nodig om doeltreffende samenwerking tussen de lidstaten mogelijk te maken op het gebied van certificering en toezicht op de medische geschiktheid van piloten. De uitwisseling van persoonsgegevens moet onderworpen zijn aan strikte voorwaarden en moet beperkt zijn tot wat absoluut noodzakelijk is voor het verwezenlijken van de doelstellingen van deze verordening. Bijgevolg moeten de in Verordening (EU) 2016/679 uiteengezette beginselen in deze verordening waar nodig worden aangevuld of verduidelijkt.
- (50)
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (12), en met name de bepalingen inzake vertrouwelijkheid en beveiliging van de verwerking, zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens wanneer het Agentschap zijn verantwoordelijkheden uit hoofde van deze verordening uitoefent en met name met betrekking tot het beheer van het bij deze verordening opgezette register. Bijgevolg moeten de in Verordening (EG) nr. 45/2001 beschreven beginselen in deze verordening waar nodig worden aangevuld of verduidelijkt.
- (51)
Het Agentschap is binnen de bestaande institutionele structuur en machtsverhoudingen in de Unie opgericht bij Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad (13), is wat technische kwesties betreft onafhankelijk en is juridisch, administratief en financieel autonoom. Het Agentschap heeft uit hoofde van Verordening (EG) nr. 216/2008 meer bevoegdheden gekregen. Er zijn bepaalde aanpassingen aan de structuur en de werking van het Agentschap nodig om de uit hoofde van deze verordening aan het Agentschap toegewezen nieuwe taken beter te kunnen uitvoeren.
- (52)
Krachtens het institutionele systeem van de Unie valt de uitvoering van het Unierecht in eerste instantie onder de bevoegdheid van de lidstaten. De certificerings-, toezichts- en handhavingstaken uit hoofde van deze verordening en de op basis van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen moeten derhalve in beginsel op nationaal niveau door een of meer bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden uitgevoerd. In bepaalde welomschreven gevallen moet het Agentschap echter ook de bevoegdheid krijgen om deze taken uit te voeren. In die gevallen moet het Agentschap ook de nodige maatregelen kunnen nemen in verband met de vluchtuitvoering van luchtvaartuigen, de kwalificatie van bemanningsleden of het gebruik van luchtvaartuigen van derde landen, indien dit de beste manier is om de uniformiteit te waarborgen en het functioneren van de interne markt te bevorderen.
- (53)
Het Agentschap dient de Commissie bij de voorbereiding van de noodzakelijke wetgeving technische deskundigheid te verstrekken en, voor zover passend, de lidstaten en de luchtvaartsector bij te staan bij de uitvoering van deze wetgeving. Het Agentschap moet, waar dit nodig is, certificeringsspecificaties en -richtsnoeren, alsmede andere gedetailleerde specificaties en richtsnoeren kunnen opstellen, technische vaststellingen doen, certificaten afgeven of verklaringen registreren.
- (54)
Mondiale satellietnavigatiesystemen (Global navigation satellite systems — ‘GNSS’), en met name het Galileo-programma, vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1285/2013 van het Europees Parlement en de Raad (14), zullen een cruciale rol spelen bij de tenuitvoerlegging van een Europees systeem voor luchtverkeersbeheer. In dit verband moet worden duidelijk gemaakt dat diensten die door GNSS-satellietenconstellaties uitgezonden signalen versterken ten behoeve van luchtvaartnavigatie, zoals de diensten van de exploitant van de European Geostationary Navigation Overlay Service (Egnos) en van andere aanbieders, moeten worden beschouwd als ATM/ANS. Ook moet het Agentschap de bevoegdheid hebben om de nodige technische specificaties op te stellen en organisaties te certificeren die pan-Europese ATM/ANS verlenen, zoals de dienstverlener van Egnos, teneinde een hoog en uniform niveau van veiligheid, interoperabiliteit en operationele efficiëntie te waarborgen.
- (55)
Krachtens Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad (15) is het Agentschap verplicht alle informatie mee te delen die van belang kan zijn voor het actualiseren van de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan om veiligheidsredenen een exploitatieverbod binnen de Unie is opgelegd. Tevens moet het Agentschap de Commissie bijstaan bij de tenuitvoerlegging van die Verordening, door het uitvoeren van de noodzakelijke evaluaties van exploitanten uit derde landen en de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op deze exploitanten, en door passende aanbevelingen te doen aan de Commissie.
- (56)
Om de naleving van deze verordening te waarborgen, moet het mogelijk zijn aan houders van door het Agentschap afgegeven certificaten en aan ondernemingen die verklaringen hebben ingediend bij het Agentschap boeten of dwangsommen, of beide, op te leggen indien zij een inbreuk hebben begaan tegen de regels die krachtens deze verordening op hen van toepassing zijn. De Commissie moet dergelijke boeten en dwangsommen opleggen op basis van een aanbeveling van het Agentschap. In dit verband moet de Commissie, in het licht van de omstandigheden van elk individueel geval, op evenredige en passende wijze reageren op dergelijke inbreuken, rekening houdend met andere mogelijke maatregelen, zoals de intrekking van een certificaat.
- (57)
Teneinde bij te dragen tot de uniforme toepassing van deze verordening, moet het Agentschap worden gemachtigd om de toepassing door de lidstaten te monitoren, onder meer door inspecties uit te voeren.
- (58)
Op basis van zijn technische deskundigheid moet het Agentschap de Commissie bijstaan bij het vaststellen van onderzoeksbeleid en bij de tenuitvoerlegging van onderzoeksprogramma's van de Unie. Het moet toestemming krijgen om onderzoek te verrichten dat onmiddellijk nodig is en om deel te nemen aan ad-hoconderzoeksprojecten in het kaderprogramma van de Unie voor onderzoek en innovatie of andere particuliere of openbare financieringsprogramma's, al dan niet van de Unie.
- (59)
Gelet op de verbanden tussen veiligheid en beveiliging in de burgerluchtvaart, moet het Agentschap deelnemen aan de samenwerking op het gebied van beveiliging van de luchtvaart, met inbegrip van cyberbeveiliging. Het moet zijn deskundigheid gebruiken om de Commissie en de lidstaten te helpen de desbetreffende regels van de Unie te implementeren.
- (60)
Het Agentschap moet de lidstaten en de Commissie op verzoek bijstaan op het gebied van internationale betrekkingen in verband met aangelegenheden die onder deze verordening vallen, met name wat de harmonisering van regels en de wederzijdse erkenning van certificaten betreft. Het Agentschap moet, na overleg met de Commissie, de mogelijkheid krijgen om via werkafspraken passende betrekkingen tot stand brengen met de autoriteiten van derde landen en internationale organisaties die bevoegd zijn voor aangelegenheden die onder deze verordening vallen. Om de veiligheid op mondiaal niveau te bevorderen moet het Agentschap, gezien de hoge normen die in de Unie gelden, toestemming krijgen om binnen zijn bevoegdheden deel te nemen aan projecten met derde landen en internationale organisaties inzake technische samenwerking ad hoc, onderzoek en bijstand. Het Agentschap moet de Commissie ook bijstaan bij de tenuitvoerlegging van het Unierecht op andere technische domeinen van de burgerluchtvaartregelgeving waarop het Agentschap over relevante deskundigheid beschikt, zoals beveiliging of het gemeenschappelijk Europees luchtruim.
- (61)
Om goede praktijken en een uniforme toepassing van de wetgeving van de Unie inzake veiligheid van de luchtvaart te bevorderen, moet het Agentschap de mogelijkheid hebben aanbieders van luchtvaartopleidingen goed te keuren en dergelijke opleiding te verstrekken.
- (62)
Het beheer en de werking van het Agentschap moeten stroken met de beginselen van de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie van 19 juli 2012 inzake gedecentraliseerde agentschappen.
- (63)
De Commissie en de lidstaten moeten vertegenwoordigd zijn in de raad van beheer van het Agentschap teneinde de functies van het Agentschap effectief te kunnen controleren. De raad van beheer moet de nodige bevoegdheden krijgen, met name om de uitvoerend directeur aan te stellen en om het geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslag, het programmeringsdocument, de jaarlijkse begroting en de op het Agentschap toepasselijke financiële regels vast te stellen.
- (64)
Omwille van de transparantie moeten belanghebbende partijen de status van waarnemer in de raad van beheer van het Agentschap krijgen.
- (65)
Met het oog op het algemeen belang dient het Agentschap zich voor zijn werkzaamheden in verband met veiligheid uitsluitend op onafhankelijke deskundigheid te baseren, onder strikte toepassing van deze verordening en de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen die op basis daarvan zijn vastgesteld. Te dien einde moeten met veiligheid verband houdende besluiten van het Agentschap worden genomen door de uitvoerend directeur, die over een aanzienlijke mate van vrijheid moet beschikken wat betreft het inwinnen van advies en de organisatie van het interne functioneren van het Agentschap.
- (66)
Het is noodzakelijk te waarborgen dat partijen die gevolgen ondervinden van door het Agentschap genomen besluiten, over de nodige rechtsmiddelen beschikken, die recht doen aan het bijzondere karakter van de luchtvaartsector. Daartoe moet een passend beroepsmechanisme worden opgezet, zodat besluiten van het Agentschap kunnen worden aangevochten bij een kamer van beroep; tegen de beslissingen van deze kamer kan vervolgens overeenkomstig het VWEU beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.
- (67)
Alle beslissingen die de Commissie krachtens deze verordening neemt, zijn overeenkomstig het VWEU aan toetsing door het Hof van Justitie onderworpen. Overeenkomstig artikel 261 VWEU moet het Hof van Justitie met betrekking tot besluiten waarbij de Commissie geldboetes of dwangsommen oplegt, volledige rechtsmacht worden verleend.
- (68)
Indien het Agentschap door de nationale autoriteiten uit te voeren conceptregels van algemene aard opstelt, moeten de lidstaten worden geraadpleegd. Indien dergelijke conceptregels belangrijke sociale gevolgen kunnen hebben, moeten de belanghebbenden, met inbegrip van de sociale partners in de Unie, bovendien op passende wijze door het Agentschap worden geraadpleegd.
- (69)
Met het oog op de doeltreffende uitvoering van zijn taken uit hoofde van deze verordening moet het Agentschap met instellingen, organen en instanties van de Unie samenwerken op gebieden die gevolgen hebben voor technische aspecten van de burgerluchtvaart. Het Agentschap moet met name samenwerken met het Europees Agentschap voor chemische stoffen dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (16) bij het uitwisselen van informatie over de veiligheid van chemische stoffen, hun effect op de veiligheid van de luchtvaart en aanverwante wetenschappelijke en technische aspecten. Wanneer raadpleging met betrekking tot militaire aspecten noodzakelijk is, dient het Agentschap, naast de lidstaten, tevens het Europees Defensieagentschap dat is opgericht bij Besluit (GBVB) 2015/1835 van de Raad (17) en door de lidstaten aangewezen militaire deskundigen te raadplegen.
- (70)
Rekening houdend met Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (18) en de toepasselijke nationale wetgeving, is het noodzakelijk het publiek passende informatie te verstrekken met betrekking tot het niveau van veiligheid en milieubescherming in de burgerluchtvaart.
- (71)
Om de volledige autonomie en onafhankelijkheid van het Agentschap te waarborgen, dient het Agentschap een eigen begroting te krijgen die hoofdzakelijk wordt gefinancierd met een bijdrage van de Unie en vergoedingen en heffingen die worden betaald door de gebruikers van het Europees systeem voor de veiligheid van de luchtvaart. De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van het Agentschap mag niet worden aangetast door financiële bijdragen die het Agentschap van lidstaten, derde landen of andere entiteiten of personen ontvangt. Op de bijdrage van de Unie en andere subsidies die ten laste komen van de algemene begroting van de Unie moet de EU-begrotingsprocedure van toepassing zijn; de Europese Rekenkamer dient de rekeningen te controleren. Om het Agentschap in staat te stellen deel te nemen aan alle relevante toekomstige projecten, moet het de mogelijkheid krijgen subsidies te ontvangen.
- (72)
Om te waarborgen dat het Agentschap kan tegemoetkomen aan de vraag naar de werkzaamheden die het uitvoert, met name wat betreft certificering en een mogelijke overdracht van verantwoordelijkheden van lidstaten, moet met inachtneming van gezond financieel beheer in de lijst van het aantal ambten rekening worden gehouden met de vereiste personele middelen om tijdig en op efficiënte wijze tegemoet te komen aan de vraag naar certificering en andere werkzaamheden van het Agentschap, met inbegrip van werkzaamheden die het resultaat zijn van de overdracht van verantwoordelijkheden. Daartoe moet een reeks indicatoren worden vastgesteld om de werkbelasting en efficiëntie van het Agentschap te meten met betrekking tot werkzaamheden die worden gefinancierd met vergoedingen en heffingen. Gelet op die indicatoren moet het Agentschap zijn personeelsplanning en beheer van middelen in verband met vergoedingen en tarieven zodanig aanpassen dat het op passende wijze kan reageren op die vraag en op schommelingen in de inkomsten uit vergoedingen en heffingen.
- (73)
Er moeten passende maatregelen worden genomen om te waarborgen dat veiligheidsgevoelige informatie wordt beschermd.
- (74)
De vergoedingen en heffingen die door het Agentschap in rekening worden gebracht, moeten op transparante, billijke, niet-discriminatoire en uniforme wijze worden vastgesteld. Zij dienen het concurrentievermogen van de betreffende sector van de Unie niet in gevaar te brengen. Bij het vaststellen van die vergoedingen en heffingen moet voorts rekening worden gehouden met het betalingsvermogen van de betrokken natuurlijke en rechtspersonen, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen.
- (75)
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. De meeste van die uitvoeringsbevoegdheden, en met name die welke verband houden met het vastleggen van gedetailleerde bepalingen inzake regels en procedures, moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011.
- (76)
De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit in naar behoren gemotiveerde gevallen in verband met corrigerende maatregelen en waarborgmaatregelen om dwingende redenen van urgentie vereist is.
- (77)
Teneinde rekening te houden met technische, wetenschappelijke, operationele of veiligheidsbehoeften, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het VWEU aan de Commissie worden gedelegeerd ten aanzien van de wijziging of, waar toepasselijk, de aanvulling van de bepalingen inzake luchtwaardigheid met betrekking tot ontwerp en productie, vliegtijdbeperkingen, exploitanten van luchtvaartterreinen, ATM/ANS-systemen en ATM/ANS-componenten en ontwerp, productie en onderhoud van onbemande luchtvaartuigen en hun motoren, propellers, onderdelen, niet-geïnstalleerde apparatuur en apparatuur om het luchtvaartuig op afstand te bedienen, alsook van de bepalingen inzake personeel, met inbegrip van piloten op afstand, en organisaties die betrokken zijn bij deze werkzaamheden, exploitanten uit derde landen, inzake bepaalde aspecten van het toezicht en de handhaving, inzake aanvaarding van certificering van derde landen, inzake boeten en dwangsommen, inzake de kamer van beroep, en inzake de voorschriften in de bijlagen II tot en met IX bij deze verordening.
Daarnaast moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het VWEU aan de Commissie worden gedelegeerd wat betreft het wijzigen van de in deze verordening vastgelegde verwijzing naar de eisen inzake milieubescherming als vervat in de bepalingen van bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, wijziging 12 van boekdeel I, wijziging 9 van boekdeel II, en in de eerste uitgave van boekdeel III, alle als toepasselijk op 1 januari 2018, om deze te actualiseren in het licht van latere wijzigingen in bijlage 16 bij dat verdrag.
- (78)
Bij het vaststellen van de gedelegeerde handelingen tot wijziging van de bijlagen II tot en met IX bij deze verordening, moet de Commissie terdege rekening houden met de internationale normen en aanbevolen praktijken, en in het bijzonder die van de internationale normen in alle bijlagen bij het Verdrag van Chicago.
- (79)
Bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen op basis van deze verordening, is het van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden, onder meer op deskundigenniveau, tot passende raadpleging overgaat in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(19). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.
- (80)
Verleners van ANS-diensten moeten rampenplannen opstellen en implementeren voor het geval dat ATM-diensten worden onderbroken.
- (81)
Er moet worden gestreefd naar betrokkenheid van Europese derde landen om de verbetering van de veiligheid van de burgerluchtvaart in heel Europa te waarborgen. Europese derde landen die met de Unie internationale overeenkomsten hebben gesloten om het acquis van de Unie op het gebied van deze verordening over te nemen en toe te passen, moeten bij de werkzaamheden van het Agentschap worden betrokken, zulks overeenkomstig de regels en procedures die in het kader van die overeenkomsten zijn vastgesteld.
- (82)
Bij deze verordening worden gemeenschappelijke regels vastgesteld op het gebied van de burgerluchtvaart en wordt de oprichting van het Agentschap bevestigd. Verordening (EG) nr. 216/2008 moet derhalve worden ingetrokken.
- (83)
Aangezien de regels die nodig zijn voor de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeheer (European air traffic management network — EATMN) in deze verordening staan, of zullen vallen onder een gedelegeerde dan wel een uitvoeringshandeling die op grond daarvan is vastgesteld, moet Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad (20) worden ingetrokken. Er zal echter enige tijd nodig zijn voor de voorbereiding, vaststelling en toepassing van de noodzakelijke gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.
De uitvoeringsvoorschriften die zijn vastgesteld op grond van Verordening (EG) nr. 552/2004 moeten derhalve voorlopig geldig blijven, namelijk Verordeningen (EG) nr. 1033/2006 (21), (EG) nr. 1032/2006 (22), (EG) nr. 633/2007 (23), (EG) nr. 262/2009 (24), (EG) nr. 29/2009 (25), (EU) nr. 73/2010 (26) van de Commissie, en Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1206/2011 (27), (EU) nr. 1207/2011 (28) en (EU) nr. 1079/2012 (29) van de Commissie. Bepaalde artikelen van Verordening (EG) nr. 552/2004, en de bijlagen daarbij waarnaar zij verwijzen, moeten derhalve ook van toepassing blijven ten aanzien van het onderwerp, en wel tot de datum van toepassing van de betreffende uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen.
- (84)
Bij Verordening (EG) nr. 216/2008 is Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (30) gewijzigd door het schrappen van bijlage III daarbij vanaf de inwerkingtreding van de in artikel 8, lid 5, van Verordening (EG) nr. 216/2008 bedoelde overeenkomstige maatregelen. Deze nog vast te stellen maatregelen betreffen vliegtijdbeperkingen en rusttijden met betrekking tot luchttaxi, medische nooddiensten en met één piloot uitgevoerd commerciële luchtvervoer door vliegtuigen. De andere bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3922/91 zijn inmiddels achterhaald. Daarom dient Verordening (EEG) nr. 3922/91 te worden ingetrokken met ingang van de datum van toepassing van deze nog vast te stellen maatregelen. Bij Verordening (EEG) nr. 3922/91 is evenwel tevens voorzien in de oprichting van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011, en dat comité verleent de Commissie ook bijstand in het kader van Verordening (EG) nr. 2111/2005. Verordening (EG) nr. 2111/2005 dient derhalve te worden gewijzigd om te waarborgen dat genoemd comité de Commissie zelfs na de intrekking van Verordening (EEG) nr. 3922/91 voor de toepassing van de eerstgenoemde verordening bijstaat.
- (85)
De veranderingen ten gevolge van deze verordening hebben gevolgen voor de toepassing van andere wetgeving van de Unie. Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad (31) en de Verordeningen (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en (EG) nr. 2111/2005 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. In het bijzonder moet aan de bevoegde instanties voor veiligheidsonderzoek de mogelijkheid worden geboden om, rekening houdende met de lessen die zij verwachten te trekken met het oog op de verbetering van de veiligheid van de luchtvaart, te besluiten geen veiligheidsonderzoek in te leiden indien een ongeval of ernstig incident een onbemand luchtvaartuig betreft waarvoor overeenkomstig deze verordening geen certificaat of verklaring vereist is en daarbij geen doden of ernstig gewonden zijn gevallen. Vermeld zij dat het, in dit geval, gaat om de certificaten en verklaringen die betrekking hebben op de conformiteit van het ontwerp van onbemande luchtvaartuigen met de toepasselijke eisen en die onder toezicht van het Agentschap staan. Deze flexibiliteit van de veiligheidsonderzoeksinstanties moet gelden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
- (86)
Verordening (EG) nr. 1008/2008 moet worden gewijzigd teneinde rekening te houden met de in de onderhavige verordening vastgestelde mogelijkheid dat het Agentschap de bevoegde autoriteit zou worden voor de afgifte van en het toezicht op bewijzen luchtvaartexploitant. Gezien het toenemende belang van luchtvaartmaatschappijen met operationele basissen in verscheidene lidstaten, hetgeen tot gevolg heeft dat de bevoegde autoriteit voor de exploitatievergunning en de bevoegde autoriteit voor het bewijs luchtvaartexploitant niet meer noodzakelijk dezelfde zijn, moet het efficiënt toezicht op die luchtvaartmaatschappijen daarnaast worden versterkt. Verordening (EG) nr. 1008/2008 moet derhalve worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op het bewijs luchtvaartexploitant en de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de exploitatievergunning nauw samenwerken.
- (87)
Gezien de wijzigingen in het regelgevingskader van de Unie voor met name onbemande luchtvaartuigen die bij deze verordening worden aangebracht, dienen de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU te worden gewijzigd. Met name moet ervoor worden gezorgd dat luchtvaartuigen, niet zijnde onbemande luchtvaartuigen, en hun motoren, propellers, onderdelen en niet-geïnstalleerde apparatuur uitgesloten blijven van het toepassingsgebied van die richtlijnen. Onbemande luchtvaartuigen en hun motoren, propellers, onderdelen en niet-geïnstalleerde apparatuur moeten ook worden uitgesloten van het toepassingsgebied van die richtlijnen, maar pas vanaf het moment waarop en voor zover hun ontwerp door het Agentschap is gecertificeerd in overeenstemming met deze verordening, aangezien zij uit hoofde van deze verordening in dat geval onderworpen zijn aan essentiële eisen inzake elektromagnetische compatibiliteit en het radiospectrum en de naleving van deze eisen moet worden beoordeeld en gewaarborgd als onderdeel van de voorschriften in deze verordening met betrekking tot certificering, toezicht en handhaving. De uitsluiting van dergelijke luchtvaartuitrusting van het toepassingsgebied van de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU mag echter alleen betrekking hebben op luchtvaartuitrusting die binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt en uitsluitend bestemd is voor gebruik in de lucht op beschermde luchtvaartfrequenties. Bijgevolg worden apparatuur om onbemande luchtvaartuigen op afstand te bedienen, alsmede uitrusting die bestemd is voor gebruik in de lucht maar ook voor bepaalde andere toepassingen, niet uitgesloten van het toepassingsgebied van de richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU en kunnen zij worden onderworpen aan de voorschriften van zowel deze verordening als die richtlijnen.
- (88)
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het bereiken en in stand houden van een hoog uniform niveau van veiligheid in de burgerluchtvaart en een hoog uniform niveau van milieubescherming, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt ten gevolge van het grotendeels transnationale karakter en de complexiteit van de luchtvaart, maar, aangezien geheel Europa binnen hun werkingssfeer valt, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 75 van 10.3.2017, blz. 111.
PB C 88 van 21.3.2017, blz. 69.
Standpunt van het Europees Parlement van 12 juni 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 26 juni 2018.
Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (de kaderverordening) (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Richtlijn 2014/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 79).
Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (PB L 153 van 22.5.2014, blz. 62).
Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35).
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van maandag 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 1285/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende de uitvoering en exploitatie van de Europese satellietnavigatiesystemen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 876/2002 van de Raad en Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG (PB L 344 van 27.12.2005, blz. 15).
Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
Besluit (GBVB) 2015/1835 van de Raad van 12 oktober 2015 tot vaststelling van het statuut, de zetel en de voorschriften voor de werking van het Europees Defensieagentschap (PB L 266 van 13.10.2015, blz. 55).
Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging (de interoperabiliteitsverordening) (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 26).
Verordening (EG) nr. 1033/2006 van de Commissie van 4 juli 2006 tot vaststelling van de vereisten inzake de procedures voor vliegplannen in de aan de vlucht voorafgaande fase in het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 186 van 7.7.2006, blz. 46).
Verordening (EG) nr. 1032/2006 van de Commissie van 6 juli 2006 tot vaststelling van de eisen voor automatische systemen voor de uitwisseling van vluchtgegevens met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden (PB L 186 van 7.7.2006, blz. 27).
Verordening (EG) nr. 633/2007 van de Commissie van 7 juni 2007 tot vaststelling van de eisen voor de toepassing van een protocol voor de overdracht van vluchtberichten met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden (PB L 146 van 8.6.2007, blz. 7).
Verordening (EG) nr. 262/2009 van de Commissie van 30 maart 2009 tot vaststelling van de eisen inzake de gecoördineerde toewijzing en toepassing van Mode S-ondervragingscodes in het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 84 van 31.3.2009, blz. 20).
Verordening (EG) nr. 29/2009 van de Commissie van 16 januari 2009 tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 13 van 17.1.2009, blz. 3).
Verordening (EU) nr. 73/2010 van de Commissie van 26 januari 2010 tot vaststelling van de kwaliteitseisen voor luchtvaartgegevens en -informatie voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 23 van 27.1.2010, blz. 6).
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1206/2011 van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen inzake de identificatie van luchtvaartuigen voor de surveillance in het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 305 van 23.11.2011, blz. 23).
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1207/2011 van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen voor de prestaties en interoperabiliteit van surveillance voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 305 van 23.11.2011, blz. 35).
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 van de Commissie van 16 november 2012 tot vaststelling van de eisen voor de kanaalafstand bij mondelinge communicatie in het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 320 van 17.11.2012, blz. 14).
Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4).
Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3).