Einde inhoudsopgave
Europees Vestigingsverdrag
Artikel 31
Geldend
Geldend vanaf 23-02-1965
- Bronpublicatie:
13-12-1955, Trb. 1957, 20 (uitgifte: 11-02-1957, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
23-02-1965
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-04-1970, Trb. 1970, 56 (uitgifte: 01-01-1970, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
1.
Ieder geschil dat tussen de Verdragsluitende Partijen zou kunnen rijzen ten aanzien van de uitlegging of toepassing van dit Verdrag wordt, ingevolge speciale overeenstemming of op aanvraag van een der bij het geschil betrokken partijen, voorgelegd aan het Internationale Gerechtshof, tenzij partijen overeenstemming bereiken over een andere wijze van vreedzame beslechting.
2.
Na de inwerkingtreding van het Europees Verdrag voor de vreedzame beslechting van geschillen, zullen Partijen bij dat Verdrag die bepalingen ervan welke voor hen bindend zijn toepassen op alle geschillen welke tussen hen zouden kunnen rijzen ten aanzien van dit Verdrag.
3.
Ieder geschil dat aan een in de voorgaande leden bedoelde procedure is onderworpen, wordt door de betrokken partijen onmiddellijk ter kennis gebracht van de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, die hiervan onverwijld mededeling doet aan de andere Verdragsluitende Partijen.
4.
Indien een van de partijen bij een geschil niet aan haar verplichtingen welke zijn vervat in een beslissing van het Internationale Gerechtshof of een uitspraak van een scheidsrechterlijk tribunaal, voldoet, kan de andere partij zich wenden tot het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Dit Comité kan, indien het zulks noodzakelijk acht, met een meerderheid van twee derden der vertegenwoordigers welke gerechtigd zijn zitting te hebben in het Comité, aanbevelingen doen teneinde de tenuitvoerlegging van bedoelde beslissing of uitspraak te verzekeren.