Einde inhoudsopgave
Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
05-11-2014, Stb. 2014, 442 (uitgifte: 21-11-2014, kamerstukken: 33983)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-11-2014, Stb. 2014, 443 (uitgifte: 21-11-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Er is een Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, dat gevestigd is te Rotterdam.
2.
Het Bureau bezit rechtspersoonlijkheid.
3.
Het Bureau is belast met de hem:
- a.
bij of krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek opgedragen taken ter zake van de inning van onderhoudsbijdragen voor minderjarigen en meerderjarigen die de leeftijd van eenentwintig jaar nog niet hebben bereikt en ter zake van de inning van uitkeringen tot levensonderhoud ten behoeve van een echtgenoot of geregistreerd partner; en
- b.
bij andere wetten opgedragen taken.
4.
Het Bureau treedt op als ontvangende en verzendende instelling als bedoeld in artikel 2 van het Verdrag inzake het verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud en als bedoeld in artikel 11, derde lid, van het Europees Verdrag inzake de rechtspositie van migrerende werknemers. Het Bureau treedt op als centrale autoriteit, bedoeld in artikel 4 van het op 23 november 2007 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden (PbEU 2011, L 192/51) en artikel 49 van verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (PbEU L 7/1).
5.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het Bureau daarbij aangegeven andere taken kan verrichten dan die, bedoeld in het derde en vierde lid, indien deze taken:
- a.
nauw verband houden met de in het derde lid genoemde taken;
- b.
toepassing met zich brengen van de produktiemiddelen die het Bureau voor de vervulling van zijn in het derde lid genoemde taken gebruikt;
- c.
niet leiden tot concurrentievervalsing ten opzichte van private aanbieders van vergelijkbare diensten, en
- d.
tegen kostendekkende tarieven worden verricht.
6.
De Kaderwet is van toepassing op het Bureau.