Einde inhoudsopgave
Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945
Artikel 18
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-05-2023, Stb. 2023, 168 (uitgifte: 23-05-2023, kamerstukken: 35335)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-06-2023, Stb. 2023, 247 (uitgifte: 07-07-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Bijzondere onderwerpen
1.
De uitkering wordt door de Sociale verzekeringsbank aangepast overeenkomstig de normen en voorwaarden waarmee het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag ingevolge artikel 14 van die wet wordt herzien.
2.
De grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, en de bedragen genoemd in artikel 8, zevende lid, onder a en b, en artikel 10, eerste lid, onder e en f, worden door Onze Minister aangepast overeenkomstig de normen en voorwaarden waarmee het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag ingevolge artikel 14 van die wet wordt herzien.
3.
Bij de aanpassing van een uitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde dan wel overeenkomstig die leden aangepaste uitkering, waarbij de toeslagen, bedoeld in de artikelen 14, tweede en derde lid, en 15, eerste en tweede lid, buiten beschouwing worden gelaten.
4.
De aanpassing van een uitkering, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.
5.
De aangepaste uitkering, bedoeld in het vierde lid, wordt betaald bij de eerstvolgende betaling nadat de aanpassing heeft plaatsgevonden.
6.
Het bedrag, bedoeld in artikel 19, vijfde lid, wordt door Onze Minister telkens herzien met ingang van 1 januari, voor zover de ontwikkeling van de consumentenprijsindex in de periode 1 november tot en met 31 oktober daaraan voorafgaande, daartoe aanleiding geeft.
7.
Een besluit van Onze Minister ingevolge het zesde lid wordt in de Staatscourant bekend gemaakt.