Einde inhoudsopgave
Besluit activiteiten leefomgeving
Artikel 11.53 (vergunningvrije gevallen soorten habitatrichtlijn op basis van aangewezen gedragscode)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-09-2023, Stb. 2023, 298 (uitgifte: 15-09-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
26-04-2022, Stb. 2022, 172 (uitgifte: 05-05-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
16-12-2020, Stb. 2021, 22 (uitgifte: 21-01-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-09-2023, Stb. 2023, 320 (uitgifte: 02-10-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder g, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten, geldt in bij ministeriële regeling aangewezen gevallen niet voor flora- en fauna-activiteiten als bedoeld in de artikelen 11.46, eerste lid, en 11.47, eerste lid, aanhef en onder b, die in een bij die regeling aangewezen gedragscode worden beschreven en die:
- a.
aantoonbaar worden uitgevoerd in overeenstemming met die gedragscode; en
- b.
plaatsvinden in het kader van:
- 1°
het bestendig beheren of onderhouden van vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, luchthavens, wegen, spoorwegen of bermen, of in het kader van natuurbeheer;
- 2°
een bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of de bosbouw;
- 3°
een bestendig gebruik; of
- 4°
ruimtelijke ontwikkeling of inrichting.
2.
Een gedragscode wordt bij ministeriële regeling alleen aangewezen, als:
- a.
de daarin beschreven activiteiten voldoen aan artikel 8.74k, eerste lid, onder b, van het Besluit kwaliteit leefomgeving; en
- b.
daarin een wijze van verrichten van activiteiten is beschreven, waarmee naar het oordeel van Onze Minister voor Natuur en Stikstof afdoende is gewaarborgd dat:
- 1°
geen benutting of economisch gewin plaatsvindt van dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onder a, bij de habitatrichtlijn, bijlage II bij het verdrag van Bern of bijlage I bij het verdrag van Bonn, met uitzondering van de soorten, bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn, en van planten van soorten, genoemd in bijlage IV, onder b, bij de habitatrichtlijn of bijlage I bij het verdrag van Bern; en
- 2°
de activiteiten met betrekking tot die dieren en planten zorgvuldig worden verricht.
3.
Activiteiten worden in ieder geval zorgvuldig verricht als:
- a.
daarvan geen wezenlijke invloed uitgaat op de soorten waartoe de dieren of de planten behoren; en
- b.
in redelijkheid alles wordt gedaan of nagelaten om te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken dat:
- 1°
de dieren worden gedood;
- 2°
voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de dieren worden beschadigd of vernield;
- 3°
eieren van de dieren worden vernield; en
- 4°
de planten worden geplukt, afgesneden, ontworteld of vernield.