Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2019/771 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de verkoop van goederen, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG, en tot intrekking van Richtlijn 1999/44/EG
Artikel 11 Bewijslast
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2019
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2019, L 305).
- Bronpublicatie:
20-05-2019, PbEU 2019, L 136 (uitgifte: 22-05-2019, regelingnummer: 2019/771)
- Inwerkingtreding
11-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2019, PbEU 2019, L 136 (uitgifte: 22-05-2019, regelingnummer: 2019/771)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Verbintenissenrecht / Europees verbintenissenrecht
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
1.
Elk conformiteitsgebrek dat binnen een termijn van een jaar vanaf de levering van de goederen aan het licht komt, wordt geacht ten tijde van de levering reeds te hebben bestaan, tenzij anders wordt aangetoond of tenzij dit vermoeden onverenigbaar is met de aard van de goederen of met de aard van het conformiteitsgebrek. Dit lid is ook van toepassing op goederen met digitale elementen.
2.
In plaats van de in lid 1 vastgestelde termijn van één jaar kunnen de lidstaten een termijn van twee jaar vanaf het tijdstip waarop de goederen werden geleverd handhaven of invoeren.
3.
In het geval van goederen met digitale elementen, indien de koopovereenkomst voorziet in de continue levering van de digitale inhoud of de digitale dienst gedurende een periode, ligt de bewijslast met betrekking tot de vraag of de digitale inhoud of digitale dienst conform was tijdens de in artikel 10, lid 2, bedoelde periode, bij de verkoper wegens een conformiteitsgebrek dat aan het licht komt binnen de in dit artikel, bedoelde periode.